TR les 29 Flashcards
looks (at)
kijkt aan (tegen)
emphasis (on)
nadruk (de - op)
mutual
onderlinge
rivalry
rivaliteit (de)
common
gemeenschappelijke
interests
belangen
attitude
houding (de)
with respect to
ten opzichte van
concentration camps
concentratiekampen
resisted
zich verzet
of this
hiervan
convinced (of)
overtuigd (van)
remarkably
opvallend
spoken
gesproken
written
geschreven
meetings
bijeenkomsten
public
publiek (het)
quite
behoorlijk
number
nummer (het)
de belangrijkste
nummer 1
reliable
degelijke
appreciation
waardering (de)
comparison
vergelijking (de)
Germans
Duitsers
rather
tamelijk
usually
gewoonlijk
boss
baas (de)
waren ze beter dan wij
waren ze ons de baas
match
wedstrijd (de)
again
ook al weer
heroes
helden
lost
verloren
team
ploeg (de)
attended
bijgewoond
mind
geest (de)
relations
betrekkingen
so much
zodanig
zijn wil oplegde, alles wilde regelen
de baas speelde
revolution
revolutie (de)
founded
stichtten
independent
afzonderlijke
volgens de Nederlanders
in Nederlandse ogen
southern
zuidelijk
much less
veel minder
objection
bezwaar (het)
delta
delta (de)
shoulders
schouders
hard werken voor iets
de schouders zetten onder iets
other side
overkant (de)
Channel
Kanaal (het)
British people
Britten
hold dear
hechten (aan)
traditions
tradities
humour
humor (de)
to what extent
in hoeverre
outstanding
voortreffelijk
cooks
koks
stars
sterren
body
lijf (het)
ontmoeten
tegen het lijf lopen