TR les 29 Flashcards
1
Q
looks (at)
A
kijkt aan (tegen)
2
Q
emphasis (on)
A
nadruk (de - op)
3
Q
mutual
A
onderlinge
4
Q
rivalry
A
rivaliteit (de)
5
Q
common
A
gemeenschappelijke
6
Q
interests
A
belangen
7
Q
attitude
A
houding (de)
8
Q
with respect to
A
ten opzichte van
9
Q
concentration camps
A
concentratiekampen
10
Q
resisted
A
zich verzet
11
Q
of this
A
hiervan
12
Q
convinced (of)
A
overtuigd (van)
13
Q
remarkably
A
opvallend
14
Q
spoken
A
gesproken
15
Q
written
A
geschreven
16
Q
meetings
A
bijeenkomsten
17
Q
public
A
publiek (het)
18
Q
quite
A
behoorlijk
19
Q
number
A
nummer (het)
20
Q
de belangrijkste
A
nummer 1
21
Q
reliable
A
degelijke
22
Q
appreciation
A
waardering (de)
23
Q
comparison
A
vergelijking (de)
24
Q
Germans
A
Duitsers