TR les 23 Flashcards
1
Q
bijna 3600
A
tegen de 3600
2
Q
misschien
A
wie weet
3
Q
bij dit onderwerp
A
in dit verband
4
Q
met
A
door middel van
5
Q
zorgen dat er ondertitels komen
A
van ondertitels voorzien
6
Q
helemaal zonder
A
zonder ook maar ��n
7
Q
vaste combinaties
A
vaste uitdrukkingen
8
Q
als een woord je niet bekend lijkt
A
mocht een woord je niet bekend voorkomen
9
Q
wat je moet doen
A
wat je te doen staat
10
Q
excuses
A
neem me niet kwalijk
11
Q
slecht, boos
A
kwalijk
12
Q
de cursus duurt nog een paar weken
A
je hebt nog enige weken te gaan
13
Q
je moet er direct mee beginnen
A
hoog tijd
14
Q
de belangrijkste zaken
A
in grote lijnen
15
Q
weet je wat je moet zeggen
A
sta je niet met je mond vol tanden