TR les 3 Flashcards
1
Q
may
A
mogen - [mag - mag -mag]- mocht - mochten -gemood
2
Q
can i for a moment …
A
Mag ik die even?
3
Q
day out
A
het dagje
4
Q
guests
A
gasten, gaast
5
Q
set up, organise, manage
A
regelen
6
Q
on foot
A
te voet
7
Q
to seem, to appear
A
lijken- leek -leken-geleken
8
Q
more pleasant
A
prettiger
9
Q
to rent
A
huren$ huur
10
Q
station
A
het station
11
Q
starting point
A
het uitgangspunt
12
Q
origins
A
het ontstaan
13
Q
around
A
rondom
14
Q
to become, to get, to turn (into)
A
worden -[woord]werd -werden - geworden
15
Q
trade city
A
handelsstad
16
Q
just a moment
A
ogenblikje
17
Q
only, just
A
pas
18
Q
nevertheless, indeed, however
A
toch
19
Q
thanks to
A
dankzij
20
Q
to find
A
vinden - vond-vonden-gevonden
21
Q
moist
A
vochtig
22
Q
since then
A
sindsdien
23
Q
to be called
A
heten - [heet-heet-heet]- heette-hetten -geheten
24
Q
palace
A
het paleis
25
next to
naast
26
exhibition
de tentoonstelling
27
we decide later
afijn we zien wel
28
thereafter
daarna
29
canals
de grachten
30
looked up
opzoeken opgezocht
31
system
het stelsel
32
rather
liever - liefst
33
bridges
bruggen
34
to dig
graven $ - groef-groeven-gegraven
35
owing to
vanwege
36
growth
groei
37
for the beneit of
ten behoeve van
38
transport
het vervoer
39
at the time
destijds
40
to build
bouwen
41
merchant
de kooplui
42
hereafter
hierna
43
to view, to examine
bekijken - bekeek - bekeken- bekeken
44
island
het eiland
45
(go) there
ernaartoe
46
ferry
de pont
47
densely built
dichtbebouwde
48
neighbourhood
de wijk
49
created
ontstaan
50
maybe
misschien
51
i find it too dangerous
mij te gevaarlijk
52
crime
de criminaliteit
53
all these
al die ...
54
sell
verkopen $ verkocht - verkochten-verkocht
55
to exaggerate, to overdo
overdrijven - [$] - dreef over - dreven over - overgedreven
56
to befall
zich overkomen
57
ok
nou goed dan
58
forgot
vergeten- [vergeet-vergeet-vergeet]-vergat - vergaten-vergeten]