2 Flashcards

1
Q

het bedreigen

A

threat

[iemand beroven onder bedreiging van een wapen ]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

overlast

A

nuisance, annoyance, harassment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

opruiend

A

inflammatory

[opruiende woorden]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

behoefte

A

necessity, need, requirement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Plurop

A

T

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het ongemak

A

discomfort, unease

[Dat ik mijn telefoonoplader was vergeten gaf een hoop ongemak. ]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vervolgens (is de vraag)

A

afterwards, after, further

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

tegenover

A

1) aan de overkant - facing, opposite
[Tegenover mijn huis is een park.]
2) ten opzichte van - towards, for
[Dat is niet zo aardig tegenover je klasgenoot.]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

puinhoop

A

verschrikkelijke rommel - rubble heap, dump

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

oprotten

A

to piss off ; to get lost ; to beat it ; to go to hell

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verstandig

A

met verstand - judicious, sensible, wise

[verstandige beslissingen nemen - make wise decisions]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

schaapachtig

A

sheepish

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

optreden

A

1) (van een artiest) een voorstelling geven - act, appear, perform
[tijdens het festival elke dag twee keer optreden - to perform twice a day during the festival]

2) handelen - act, treat, handle
[De politie trad streng op tegen de demonstranten. - The police treated the demonstrators quite roughly.
optreden als bemiddelaar in een conflict - act as a mediator in a conflict]

3) zich voordoen - act, appear, materialize
[Er kunnen bijverschijnselen optreden als jeuk en duizeligheid. - You may experience side effects, such as itching and drowsiness.]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

weigeren

A

niet willen doen, toestaan of accepteren, en dat zeggen - refuse, pass up, turn down
[Hij weigerde te betalen. - He refused to pay.
Ze weigerde alle hulp. - She turned down all offers of help.]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

opstelling

A

The arrangement ; the disposition ; the ranging ; the classification

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

zorgvuldig

A

met veel aandacht en nauwkeurig - careful, attentive, thoughtful
[heel zorgvuldig je belastingaangifte invullen - carefully fill in one’s tax form]

17
Q

voorstellen

A

1) een voorstel doen - introduce, submit, propose
[Ik stel voor om de beslissing tot september uit te stellen. - I propose to postpone the decision till September.]

2) zeggen hoe iemand heet, wat hij of zij doet enz. - introduce, present
[Mag ik jullie voorstellen (…) - May I introduce (…)
je aan iemand voorstellen - introduce oneself to someone]

3) betekenen of bedoeld zijn als - represent, stand for
[De kleuren zijn prachtig…, maar wat stelt het eigenlijk voor? - The colours are so beautiful, but what does it stand for really?]
uitdrukking: Het stelt weinig voor.-doesn’t count for much

4) op een bepaalde manier weergeven - introduce, present, represent
[iets schematisch voorstellen - present something in diagram form]

18
Q

betrokken

A

concerned, involved
[betrokken zijn bij een aanrijding - be involved in an accident
zich bij de school betrokken voelen - be concerned about the school]

19
Q

nog steeds

A

still, up till now

20
Q

zelfbeschikking

A

self determination

21
Q

deugdelijk

A

met een goede kwaliteit - sound, reliable

[een deugdelijk gemaakte stoel - soundly made chair]

22
Q

Voorstelling

A

1) keer dat een toneelstuk opgevoerd of een film vertoond wordt theater - performance, play, presentation
[De laatste voorstelling begint om elf uur. - The last show starts at eleven o’clock.]

2) iets wat je je voorstelt - image, performance, representation
[Ik probeer me een voorstelling te maken van hoe dat voelt. - I try to imagine how that feels.]

3) afbeelding of weergave - image, interpretation, representation
[Het eerste schilderij is een voorstelling van Maria met kind. - The first painting is an image of Maria and Child.
Dit is een onjuiste voorstelling van zaken. - This is not a correct presentation of facts.]

23
Q

Familieband

A

family relation

24
Q

benoemen

A

1) een naam geven - name, nominate, identify
[alle zinsdelen benoemen - identify all parts of the sentence]

2) een bepaalde officiële functie geven - appoint, nominate, assign
[iemand tot hoogleraar benoemen - appoint a Professor]

25
Verrot
1) in staat van ontbinding - rotten, spoilt, decayed Die appels zijn helemaal verrot. - The apples are all rotten. 2) ellendig - rotten, cursed, damn Die verrotte drugs ook altijd! - These damn drugs always, too. uitdrukking: iemand verrot slaan - thrush someone out; beat up badly on someone
26
de hoeksteen
the dogma ; the keystone ; the fundamental idea
27
ontstaan
beginnen te bestaan - arise, originate, come into existence | [Steenkool is ontstaan uit plantenresten. - Pit coal has its origins in plant remains.]
28
benaderen
1) dichter komen bij - approach, come close to een wereldrecord benaderen - come close to a world record 2) naar iemand gaan om hem iets te vragen - approach someone on a matter de personeelschef benaderen voor een loonsverhoging - ask the HR manager for a raise 3) beschouwen, overdenken - approach, manner of thinking het abortusvraagstuk benaderen vanuit een christelijke levensovertuiging - approach abortion issue from a Christian point of view.
29
daarbij
especially (bijv.naamw.) ; besides (bijv.naamw.) ; moreover (bijv.naamw.) ; further (bijv.naamw.) ; above all (bijv.naamw.) ; what's more (bijv.naamw.)
30
afweten van
kennis hebben van - know, be familiar with | niets van computers afweten - know nothnig about computers
31
tocht
1) hinderlijke luchtstroom in een ruimte - draught uitdrukking: op de tocht zitten uitdrukking: op de tocht staan (=(van iets dat gepland is) mogelijk niet doorgaan) - be unclear/at risk [De verhuisplannen staan op de tocht. - The moving plans have been put on hold.] 2) reis - trip, journey, expedition [een tocht door de woestijn - a journey through the desert voettocht - procession by foot]
32
omgaan
contact hebben met - hang around with, have contact with | [Hij gaat om met de verkeerde vrienden - He is hanging out with the wrong friends]
33
bewijzen
1) aantonen dat iets waar of juist is - prove, show 2) (iets positiefs) laten blijken - establish, demonstrate, show iemand hulde bewijzen - pay tribute to someone
34
verdwenen
missing (bijv.naamw.) ; gone (bijv.naamw.) ; vanished (bijv.naamw.) ; disappeared (bijv.naamw.)
35
stapels
the heaps ; the piles ; the stacks
36
gewennen
(ww.) to get used to
37
ten behoeve van
for the benefit of | gratis soep ten behoeve van de daklozen - free soup for the homeless
38
zuinig
1) als je weinig geld uitgeeft - parsimonious, penny-pinching, close-fisted [zuinig leven - parsimonious life] 2) (van iets) als het weinig van iets verbruikt - meagre, sparing, thrifty, frugal een zuinige motor - fuel-efficient engine
39
keer op keer
repeatedly