TR les 16 Flashcards
1
Q
ladies
A
dames,
2
Q
gentlemen
A
heren,
3
Q
aside
A
opzij - [] -
4
Q
museum
A
het museum
5
Q
to push
A
duwen
6
Q
please
A
alstublieft
7
Q
allemaal
A
met z’n allen
8
Q
narrow
A
nauwe
9
Q
holes
A
gaten
10
Q
to exceed one’s expectations
A
meevallen
11
Q
William of Orange
A
Willem Oranje
12
Q
shot
A
schieten - [schiet-schiet-schiet] - schoot - schoten - geschoten
13
Q
fatherland
A
vaderland (het)
14
Q
van het vaderland
A
des vaderlands
15
Q
murdered
A
vermoorden - [reg]
16
Q
around
A
omstreeks
17
Q
collection
A
verzameling (de)
18
Q
one by one
A
een voor een
19
Q
govern
A
regeren - [$regeer] -
20
Q
leaves (to)
A
laten over (aan) - [laat-laat-laat] - liet- lieten-gelaten
21
Q
local
A
plaatselijke
22
Q
administration
A
het bestuur
23
Q
in his place
A
in zijn plaats