STATIO VII - Tekst 2 - Nachtelijke gevaren (saepe tot quidem) Flashcards
1
Q
saepe:
A
vaak, dikwijls
2
Q
ac:
A
en
3
Q
quaerere,
A
quaero, quaesivi, quaesitum: vragen; zoeken
4
Q
stare,
A
sto, steti, statum: staan; blijven staan
5
Q
contra +
A
acc.: tegen, tegenover, aan de andere kant van
6
Q
tu:
A
jij
7
Q
iubere,
A
iubeo, iussi, iussum: bevelen
8
Q
parere,
A
pareo, parui, - (+dat.): gehoorzamen
9
Q
necesse:
A
noodzakelijk, overmijdelijk
10
Q
nam:
A
want
11
Q
quis?
A
quis, quid: wie?, wat?
12
Q
agere,
A
ago, egi, actum: doen
13
Q
cum +
A
conj.: toen; omdat; hoewel
14
Q
quidem:
A
zeker, ongetwijfeld
15
Q
cogere,
A
cogo, coegi, coactum: dwingen