STATIO VII - Tekst 1 - Drukte in de straten (vanaf infelix tot einde) Flashcards
1
Q
infelix,
A
infelix, infelix, infelicis: ongelukkig
2
Q
tot:
A
zoveel
3
Q
res,
A
rei: de zaak, het ding
4
Q
imponere,
A
impono, imposui, impositum (+ dat.): plaatsen op, leggen op; toekennen, geven
5
Q
portare,
A
porto, portavi, portatum: dragen, vervoeren
6
Q
ut +
A
conj.: opdat, om te; zodat; dat
7
Q
rectus,
A
recta, rectum: recht; juist, rechtvaardig, eerlijk
8
Q
vertex,
A
verticis: de draaikolk, de wervelwind; de kruin, het hoofd
9
Q
vix:
A
nauwelijks
10
Q
ferre,
A
fero, tuli, latum: dragen, voeren, brengen
11
Q
posse,
A
possum, potui, -: kunnen
12
Q
tunica,
A
tunicae: de tunica
13
Q
modo:
A
kort geleden, onlangs, pas; slechts
14
Q
cum +
A
abl.: met, samen met
15
Q
torquere,
A
torqueo, torsi, tortum: draaien, omdraaien; zwaaien, slingeren