Statio VI - NBT (nieuwe woorden) Flashcards
1
Q
item:
A
ook, eveneens
2
Q
quartus,
A
quarta, quartum: vierde
3
Q
Iuppiter,
A
Iovis: Jupiter
4
Q
imperare,
A
impero, imperavi, imperatum: bevelen
5
Q
senatus,
A
senatus: de senaat
6
Q
nuntiare,
A
nuntio, nuntiavi, nuntiatum: melden, aankondigen
7
Q
placere,
A
placeo, placui, placitum: bevallen
8
Q
consumere,
A
consumo, consumpsi, consumptum: verbruiken
9
Q
deferre,
A
defero, detuli, delatum: naar beneden dragen, wegbrengen, overbrengen
10
Q
mora,
A
morae: het uitstel, het tijdverlies, het talmen
11
Q
valetudo,
A
valetudinis: de gezondheid
12
Q
curia,
A
curiae: de curia, het senaatsgebouw
13
Q
egredi,
A
egredior, egressus sum: weggaan, gaan uit