Schildklierziekten Flashcards

1
Q

Diagnostiek schildklierziekten

A

Anamnese, LO, lab (TSH, vrij T4 en auto-antistoffen TSI/anti-TPO), scintigrafie, echografie en cytologische punctie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mogelijke afwijkingen schildklier

A

Veel stapeling in schildklier en weinig erbuiten. Past bij M. Graves
Onregelmatige opname, multinodulair struma
Toxisch adenoom, 1 hete nodus zichtbaar, bijna nooit kwaadaardig
Lege scan met achtergrondactiviteit, thyreoïditis (radioactief isotoop kan niet worden opgenomen door de schildklier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stappen als nodus in schildklier

A

TSH bepalen, schildklierfunctie. Normaal-> FNAB doen, laag-> scintigram maken
Indien laag TSH, scintigram: Hete nodus (bijv. toxisch adenoom)-> geen biopt nodig, want wordt bijna nooit kwaadaardig. Koude nodus-> wel FNA-biopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Resultaten die uit biopt kunnen komen

A

Goedaardig: expectatief beleid en biopt eventueel herhalen
Kwaadaardig: therapeutische behandeling
Dubieuze uitslag: biopt herhalen, als twijfel over aard dan verwijderen. Kan histologisch onderzoek worden verricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Euthyreotisch struma

A

Vergrote schildklier. Kan diffuus of nodulair/polynodeus zijn. Vooral nodulair kan op den duur gepaard gaan met autonome functie en hyperthyreoïdie.
Oorzaken: jodiumtekort, stimulatie door TSH, auto-antistoffen of andere groeifactoren, enzymfeeceten of somatische mutaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Symptomen en therapie Euthyreotisch struma

A

Mechanisch: stridor, slik- en stemklachten. En cosmetisch
Therapie: afwachten bij geen klachten, anders operatie of I-131 therapie (gamma- en betastraling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Thyreotoxicose

A

Biochemisch en klinisch beeld van verhoogde schildklier-hormoonwaarden in plasma (hyperthyreoïdie als verhoogde hormoonproductie door schildklier zelf). Deze gaan vaak samen maar hoeft niet.
Vermoeidheid, snelle pols/hartkloppingen, warmte-intolerantie (zweten), gejaagdheid, onrust, nervositeit, gewichtsverlies bij toegenomen eetlust, toename defecatiefrequentie, fijne tremor vingers en boze/starende blik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Oorzaken thyreotoxicose

A

Met hyperthyreoïdie: TSH-exces (TSH producerende hypofyseadenoom), M. Graves, intrinsieke autonomie schildklier en jodiumexces.
Zonder hyperthyreoïdie: jodiumexces, thyreoïditis en exogene bron schildklierhormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Diagnose thyreotoxicose

A

Hoog FT4 en FT3
Laag TSH (behalve bij TSH producerende hypofyseadenoom)
Autoantistoffen tegen TSH-receptor (TSI)
Schildklierscintigrafie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Subklinische hyperthyreoïdie

A

Normaal FT4 (en FT3), verlaagd TSH. Soms geen klachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

M. Graves/Basedow

A

Auto-immuunziekte door TSH-receptor stimulerende auto-antistoffen, vaak familiair, vaker bij vrouwen.
Klachten: diffuus struma, hyperthyreoïdie, orbitopathie en dermopathie (pretibiaal myxoedeem). Ogen komen wat naar voren en ontstaat boze blik.
Therapie: prednison of decompressie operatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Thyreoïditis

A

Ontsteking schildklier waarbij lekkage is van grote hoeveelheden schildklierhormoon in het bloed.
Kan subacuut (morbus de Quervain) of pijnloos zijn. Subacuut is vaak na luchtweginfectie, pijn in hals (uitstralend naar oren) en met koorts, verhoogde BSE. Pijnloos is vaak post-partum, frequente recidieven en geen pijn.
Beloop is in principe self-limiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Therapie bij thyreotoxicose/hyperthyreoïdie

A

Medicamenteus: B-blokkers (remmen thyreotoxische symptomen op weefsels en is symptomatisch bij alle vormen van thyreotoxicose) of tyreostatica (remmen synthese schildklierhormoon). Laatste geef je bij M. Graves
Radioactief jodium (I-131): bij hyperthyreoïdie, verkleining van struma en schildkliercarcinoom
Operatie: thyreoidectomie, als mensen geen jodium kunnen of willen krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hypothyreoïdie

A

Lichaamsweefsels ondervinden te weinig effect van schildklierhormoon. Vrijwel altijd door onvoldoende hormoonsecretie door schildklier en verlaagde spiegels in het plasma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kenmerken hypothyreoïdie

A

Vermoeidheid, koude-intolerantie, droge huid, uitvallend bros haar, brokkelige nagels, traagheid, langzame spraak, dikke tong, oedeem gelaat en perifeer, gewichtstoename, psychische veranderingen, hese stem, spier- en gewrichtsklachten, obstipatie, menstruatieproblemen en lage lichaamstemperatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Oorzaken hypothyreoïdie

A

Centrale hypothyreoïdie: onvoldoende TSH-stimulatie. Hypofyse- of hypothalamusaandoeningen
Primaire hypothyreoïdie (schildklierziekte): sprake van agenesie schildklier/aangeboren afwijkingen in synthese schildklierhormoon. Of destructieve schildklier (na operatie/bestraling of auto-immuun thyreoïditis (Hashimoto)).
Andere oorzaken: farmaca, jodiumdeficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Diagnostiek hypothyreoïdie

A

Laag FT4 en FT3, hoog TSH (bij centrale hypothyreoïdie verlaagd of normaal), eventueel autoantistoffen tegen TPO, thyreoglobuline, TSH-receptor en denk aan geassocieerde andere auto-immuunziekte (bijv. pernicieuze anemie door Vitamine B12 tekort)

18
Q

Subklinische hypothyreoïdie

A

Normaal FT4 en verhoogd TSH

19
Q

Therapie hypothyreoïdie

A

T4 substitutie (levothyroxine), individuele dosis langzaam opbouwen. Ervan uitgaande dat organen uit T4 zelf T3 maken.

20
Q

Verschijnselen bij M. Graves

A

Orbitopathie, dermopathie, diffuus struma en nagelafwijkingen (loslaten van nagels (distale onycholyse).

21
Q

Behandelen M. Graves

A

Thyreostatica (TSH-receptorremmers), radioactief jodium (B-straling kan schade aanrichten), hemithyreoïdectomie en oogafwijkingen behandelen met prednison of chirurgie

22
Q

Belangrijkste bijwerking van thyreostatica

A

Agranulocytose, neutrofiele granulocyten zijn sterk gedaald. Koorts of ontsteking is erg gevaarlijk.

23
Q

Secundaire hypothyreoïdie

A

TSH is normaal en T4 verlaagd. Hypofyse functioneert niet meer goed. Probleem schildklier zelf is minder waarschijnlijk want dan is feedback nog intact en TSH dus verhoogd.

24
Q

Primaire hypothyreoïdie op basis van auto-immuunziekte (Hashimoto)

A

FT4 verlaagd en TSH compensatoir verhoogd, primair probleem in de schildklier. Bij auto-immuunziekte is intrinsic factor productie verstoord en kan minder vitamine B12 worden opgenomen in terminale ileum.

25
Q

Behandelen hypothyreoïdie

A

Symptomatisch met schildklierhormoonsuppletie: levothyroxine (T4 subsitutietherapie)

26
Q

Acromegalie symptomen

A

Naar voren stekende onderkaak, grotere tong (ook snurken), zwaardere stem, meer lichaamsbeharing, gewichtstoename, groteren handen en voeten, overmatig transpireren, gewirchtspijnen, carpaal tunnelsyndroom, DM, hoge bloeddruk, hoofdpijn, problemen met zien, vermoeidheid, verminderd libido, vruchtbaarheidsproblemen en depressiviteit. Meeste symptomen ontstaan door weefselgroei.

27
Q

Diagnose en behandeling acromegalie

A

IGF-1 concentratie meten (wordt gestimuleerd door GH), glucosetolerantietest doen bij twijfel.
Adenomectomie en soms radiotherapie. Somatostatine kan ook worden toegediend.

28
Q

Prolactiloom

A

Vrouwen: amennoroe, infertiliteit, galactorroe, osteoporose premenopauzaal.
Mannen: libidoverlies, infertiliteit en soms galactorroe. Lokale verschijnselen: hoofdpijn en gezichtsveldeffecten.

29
Q

Behandeling prolactiloom

A

Dopamine-antagonisten 3-5 jaar

30
Q

Hypopituitarisme oorzaken

A

Tumoren van hypofyse en omgeving, ontstekingen, infarct, trauma, bloedingen en gevolgen van operatie of bestraling van hypofyse. Klachten hangen af van uitgevallen hormoon
Panhypopituitarisme: complete uitval van hypofyse.

31
Q

Toxisch multinodulair struma (M. plummer)

A

FT4 hoog en TSH verlaagd. Adequate negatieve feedbakc dus schildklier produceert zelf overmatig schildklierhormoon. Hyperthyreoïdie kan cardiale klachten veroorzaken
Behandelen door toedienen radioactief jodium anders operatief verwijderen

32
Q

Thyreoïditis van de Quervain

A

TSH verlaagd en FT4 verhoogd. Hypofyse intact, probleem in schildklier. Koorts en ziek zijn passen bij dit beeld. Want is schildklier ontsteking
Diagnose op basis van verschijnselen en bevestigen met scinitifigrafie
Gaat vanzelf over, symptomatisch paracetamol of NSAID geven

33
Q

Ziekte van Addison

A

Veroorzaakt door tekort aan cortisol en aldosteron door bijnierschorsinsufficiëntie. Algehele vermoeidheid, spierzwakte, emotionele labiliteit, bruine verkleuring van huid en slijmvliezen, afvallen, zouthonger, duizeligheid bij opstaan, misselijk, braken en buikpijn

34
Q

Addisonse crise

A

Al de al falende bijnieren geen gehoor geven aan stresssituatie en bloeddruk daalt.

35
Q

Primair hyperaldosteronisme

A

Teveel aldosteron aanmaak in de bijnieren, hypokaliëmie kan ontstaan en dat zorgt voor algehele spierzwakte. Oorzaak is aldosteron producerende tumor in bijnier of verdikte bijnier zonder duidelijk adenoom.

36
Q

Feochromocytoom

A

Zeldzame bijniermerg tumor die meestal episodisch catecholamines produceert. Klachten verschillen maar ontstaan door teveel aan stresshormonen en door druk van tumor op omliggende weefsels. Dan: o.a. verhoogde bloeddruk, hoofdpijn, zweten, hartkloppingen etc.

37
Q

Bijnierincidentaloom

A

Bij beeldvormend onderzoek per toeval vergrote bijnier. Meestal goedaardig, als geen hormoonoverproductie na paar maanden beeldvormend onderzoek herhalen. Als overproductie verwijderen bijnier en bij twijfel verwijderen

38
Q

Adrenogenitaal syndroom (AGS)

A

Autosomaal recessief overervende aandoening waarbij bijnierschors onvoldoende cortisol aanmaakt. Ook kan aldosteronproductie verstoord zijn. Geen negatieve terugkoppeling meer naar hypofyse, overmaat ACTH en overmatige stimulatie androgenen door bijnierschors.
Gevolgen: hypotensie en hypoglycemie (door cortisoltekort), dehydratie en zoutverlies (door aldosterontekort), androgenisatie en groeistoornis met versnelde groei

39
Q

Syndroom van Cushing

A

Bijnieren maken teveel cortisol aan. Bij ong. 75% zit probleem in de hypofyse, die maakt te veel ACTH aan, bijnier produceert dan veel cortisol. Vaak adenoom als het probleem in bijnier zit.
Klachten: vollemaansgezicht, toename vetstapeling op buik en romp, snel blauwe plekken, dunner wordende huid, spierzwakte en hoge bloeddruk. DM kan ook ontwikkelen

40
Q

Diabetes insipidus

A

Centraal: verminderde ADH productie in hypothalamus of verminderde afgifte in hypofyse
Nefrogeen: nier minder gevoelig voor ADH.
Diagnose met dorstproef

41
Q

Toxisch adenoom

A

Nodus wordt bijna nooit maligne dus punctie is niet nodig. Bij koude nodus is grotere kans op maligniteit. Bij het nodus zijn cellen nog goed gedifferentieerd
Behandelen met radioactief jodium en mogelijk chirurgie