Module 3 KC 5-9 Flashcards

1
Q

Voedingsstoffen uit voeding

A

Koolhydraten, eiwitten en vetten worden opgenomen in kleine brokstukjes. Deze worden opgeslagen n lever, spier of vetweefsel en kunnen uiteindelijk energie leveren. In vorm van ATP en lactaat kan het energie leveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Energie

A

Nodig voor stofwisseling, warmteproductie, bewegingsapparaat en normale orgaanfunctie. De totale energiebehoefte (TEE) is opgebouwd uit basaalmetabolisme (70%), lichamelijke activiteit (20%) en warmteproductie (10%)
5 belangrijke organen (hersenen, nieren, hart, longen en darmen) is 10% van lichaamsgewicht maar gebruiken 75% van basaalmetabolisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fysieke inspanning

A

Kost meer energie, berekenen door basaalmetabolisme (activiteitsfactor) duur. Hangt van van intensiteit en duur van activiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Absorptie in het lichaam

A

Eiwitten (60g per dag), koolhydraten (400g per dag), vetten, mineralen, vitaminen, essentiële aminozuren, spoorelementen en micronutriënten
Koolhydraten, lipiden en eiwitten worden in begin dunne darm geabsorbeerd. Ca, foliumzuur en Fe in duodenum. Vitamine B12 en galzuren in laatste deel ileum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Absorptie voedingsstoffen op verschillende plaatsen in de darm

A
  • Glucose kan rechtstreeks worden opgenomen door epitheel
  • Eiwitten moeten eerst worden afgebroken tot aminozuren en dan opnemen
  • Disacharide eerst splitsen tot 2 monosachariden en dan opnemen
  • Kleine peptides kunnen in geheel door darmcel worden opgenomen en daar afgebroken tot losse aminozuren naar bloed
  • Triglyceriden worden gesplitst en later in cel weer aan elkaar geplakt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Pathogenese coeliakie

A

Genetische achtergrond (HLA-DQ8 en -DQ2) en omgevingsfactoren (gluten)

Darmlumen bevat voedselpartikels (bijv. gluten) die kunnen trans- of paracellulair worden getransporteerd naar submucosa (lamina propria), daar in aanraking met tranglutaminasen. Die kunnen glutenpeptides zo veranderen dat ze veel meer immunogeen worden en worden gedeamineerd. Die worden door APC’s gepresenteerd aan immuuncompetente cellen zoals CD4- of T-helpercel. Dan cascade immunologische fenomenen. Belangrijkste is via pro-inflammatoire cytokine gamma-interferon, activatie van fibroblasten en matrixmetalloproteïnase. Dat leidt tot darmwandbeschadiging en verdwijnen darmwandmucosa. En ook stimulatie B-cellen (->plasmacellen die antilichamen produceren tegen gluten en transglutaminase-2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Symptomen coeliakie

A

1/8 heeft last, meest voorkomend: diarree, opgeblazen buik, braken, gewichtsverlies, groeiachterstand bij kinderen en buikpijn. Kan ook gepaard gaan met anemie, dermatitis herpetiformis, vermoeidheid, leverfunctiestoornissen, stomatitis en vitaminedeficiënties
Coeliakie is geassocieerd met andere auto-immuunaandoeningen (DM-1, Sjörgen en auto-immuun hypothyreoïdie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Diagnose coeliakie

A

Klinische presentatie, vragen naar familie. Als verdenking: AO doen-> serologie (antilichamen tegen transglutaminase en endomysium). Vaak gastroscopie als bevestiging, daar vlokatrofie en meer lymfocyten in mucosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Behandeling coeliakie

A

Glutenvrij dieet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gastro-intestinale ischemie

A

Als te weinig O2 aanbod aan darmen. Belangrijkste arteriën zijn: truncus coeliacus, a. mesenterica superior en a. mesenterica inferior. Chronische maagdarmischemie is er te weinig bloedtoevoer naar desbetreffende organen, meestal door vernauwing in aanvoerend bloedvat. Als vat niet te zien op CT, loopt er geen bloed doorheen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Stenose

A

Oorzaak meestal atherosclerose, RF zijn roken, DM en hyperlipidemie. Celieac artery compression syndroom komt minder vaak voor, middenrif drukt dan op truncus coeliacus. Nog zeldzamer zijn zaken de uitgaan van vaatwandproblemen (vasculitis, dissectie…)
Bij stenose truncus coeliacus en a. mesenterica superior kunnen organen nog bloed krijgen van collateralen en a. mesenterica inferior. Voor complicaties moeten zowel truncus coeliacus al a. mesenterica superior vernauwd zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Diagnose ischemie

A

Onderscheid tussen mensen met klachten door stenose en mensen met stenose en klachten door iets anders. Diagnose: kijken naar symptomen (afvallen, pijn na eten, angst voor eten, souffle over abdomen en verander defecatiepatroon) en vaststellen vaatstenose (CT-angiografie. Hypoxemie aantonen bij eenvatslijden, aantonen door tonometrie of VLS (visible light spectroscopy)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Tonometrie

A

Katheter in maag en dunne darm, pCO2 meten. Als slijmvliesdoorbloeding afneemt ontstaat meer CO2. CO2 druk in maag neemt dan toe en kan gemeten worden. Bij chronische ischemie is na maaltijden met name in jejunum grote pCO2 toename

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

VLS

A

Tijdens maag-darmonderzoek, katheter wordt opgevoerd tijdens gastroscoop tot net boven mucosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Behandeling stenose

A

Over stenose stentplaatsen, ballon opblazen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

2 soorten galstenen

A

Cholesterolgalstenen (vooral in de Westerse wereld, voeding speelt grote rol) en pigmentstenen (in oosten, waarschijnlijk door infecties)

17
Q

Cholesterolstenen

A

Cholesterol wordt in de gal in oplossing gebracht met oplosmiddelen (galzouten en fosfatidylcholine), die kunnen cholesterol in celvorm opnemen zodat het niet neerslaat. Als te veel cholesterol in galblaas wordt uitgescheiden of te weinig oplosmiddelen krijg je gal oververzadiging met cholesterol. Dan kunnen cholesterolkristallen neerslaan in gal (vooral galblaas). Slechte galblaaslediging speelt ook een rol (door bijv. zwangerschap of caloriebeperkt dieet)

18
Q

Galstenen, sludge en microlithiasis

A

Sludge is galmodder, microlithiasis zijn cholesterolkristallen. Bij galstenen zie je op echo een slagschaduw, is niet zo bij sludge. Microlisthiasis is alleen onder microscoop zichtbaar.

19
Q

Symptomen en complicaties galstenen

A

Symptomen: billiaire pijn of koliekpijn. Bewegingsdrang, ong. helft pijn zit rechts in bovenbuik andere helt middenin bovenbuik

Complicaties: obstructie-icterus, acute galsteenpancreatitis, acute cholecystitis en acute cholangitis

20
Q

Prognose en beleid galstenen

A

Kans dat iemand binnen een jaar nieuwe koliek krijgt is 50%. Je kan afwachten of chirurgisch verwijderen via cholecystectomie (doe je bij symptomatisch). Bij herhaalde koliekaanvallen advies om galblaas te laten verwijderen. Atypische klachten heeft groter risico op complicaties.

21
Q

Diagnose galstenen

A

Op basis van anamnese, LO, lab onderzoek en echo. Bij lab: ASAT, ALAT (deze 2 verhoogd in acute obstructie) bilirubine, alkalische fosfatase en gamma-GT (GGT) (deze 3 verhoogd in latere fase). Ook kan je echo doen en via daar endoscopie of voor uitsluiten obstructie een MRCP.

22
Q

Complicaties galstenen

A

Acute biliaire pancreatitis, ontsteking alvleesklier met ziekte en pijn, behandelen met ERCP. Acute cholangitis kan ontstaan, obstructie icterus of acute cholecystitis (behandel met cholecystectomie)

23
Q

Grootte galstenen

A

Kleine migreert vaak spontaan naar duodenum (samenvoeging ductus choledochus en pancreaticus) kan irritatie en pancreatitis ontstaan. Grotere stenen lopen sneller vast en gaan vaak niet spontaan naar dunne darm.