Module 4 lever Flashcards

1
Q

Anatomie lever

A

Galwegen ontspringen in lever en monden uiteindelijk uit in L&R ductus hepaticus en komen samen in ductus communis. Galwegen komen erbij-> ductus choledochus die samen met ductus pancreaticus samenkomt in papil van Vater.
Lever bestaat uit 4 kwabben, de linker en rechter worden gescheiden door lig. Faalciforme en achter liggen lobus caudatus en quadratus. Bestaat uit 8 segmenten met ieder eigen bloedvoorziening
Dubbele bloedvoorziening van relatief O2 rijk bloed via a. hepatica propria en v. portae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Opbouw lever in acini

A

Bestaat uit 3 zones; zone 1 is periportaal en ligt om portaaldriehoek (met v., a., en galgang), zone 3 is pericentraal en ligt om centrale vene en zone 2 ligt ertussen. Bloed gaat via sinusoïden naar centrale vene. Overgang tussen galgang en canaliculi wordt gevormd door kanaaltjes van Hering (bevatten leverstamcellen). Acute afwijkingen/ontstekingen liggen vooral in leverlobje en chronische vaak periportaal.
Periportaal bevindt hoogste concentraties (toxische) stoffen in sinusoïden, hepatocyten en galgangen. Pericentraal (3) laagste O2-concentratie, levercellen sterven daar dan als eerste af bij onvoldoende bloedtoevoer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sinusoïden, levercellen en galcanaliculi

A

Levercellen/hepatocyten (60% van de cellen) produceren gal. Sinusoïden liggen ernaast (afgeschermd door gefenestreerd endotheel). Die bevatten Kupffercellen, zorgen samen met stellaatcellen voor detoxificatie. Endotheelcellen en hepatocyten liggen in ruimte van Disse, daarin liggen stellaatcellen (opslag vit. A en synthese collageen).
Tussen levercellen liggen canaliculi, proces van galvorming vindt daar plaats. Afgeschermd door apicale membraan (15% membraan) en rest is basolaterale membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Functies lever

A

Synthese en opslag van eiwitten, essentieel bij koolhydraat- en vetstofwisseling, detoxificatie, productie van gal en uitscheiden van stoffen via gal (cholesterol en bilirubine), bloedglucoseregulatie, bloedcirculatie en filtratie en kan regenereren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Functie hepatocyten

A

Productie en secretie van gal, eiwitmetabolisme, glucosehomeostase, lipidenmetabolisme, metabolisme drugs en toxinen en metabolisme hormonen en vitaminen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Detoxificatie

A

Fase 1 reactie via cytochroom P450-enzymsysteem in hepatocyt. Fase 2 is conjugatie, stofje wordt dan wateroplosbaar zodat afbraakproducten via gal of urine uit lichaam kunnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Galvorming

A

Gal bestaat uit galzouten, cholesterol en fosfolipiden. Cholesterol wordt in lever via CYP-7a in galzouten omgezet. Galzouten worden via actief transport in gal gepompt. Water wordt aangetrokken naar gal. Bij cholesteroloververzadiging kunnen cholesterolkristallen worden gevormd in gal (begin galsteenvorming)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gevolgen bij problemen bij galvorming

A

Icterus-> te veel bilirubine in bloed, jeuk-> te veel galzouten in bloed en te weinig galzouten in darmlumen-> verminderd opname vetten en vetoplosbare vitamines in darm, bacteriële overgroei in darm, verhoogde permeabiliteit darmwand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verschillende stadia fibrose

A

F0: geen bindweefsel
F1: kleine uitlopers van bindweefsel naar portale gebieden
F2: verbindingen gevormd tussen portale gebieden
F3: lobuli lever worden omgeven door dikke bindweefselsepta
F4: eindstadium, levercirrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hemochromatose

A

IJzerstapeling in hepatocyt (vooral zone 1 en 2). Is autosomaal recessieve aandoening, vaak op oudere leeftijd M>V. excessieve hoeveelheid ijzer in bloed door te veel opname
Behandelen door aderlaten
Complicaties: verhoogd risico kanker, type 1 diabetes, malabsorptie, pigmentatie, cardiomyopathie en amenorroe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Auto-immuun hepatitis

A

Gestoorde immuniteit tegen hepatocyten, vaak bij jonge vrouwen met andere auto-immuunziekten. Verhoogd ASAT en ALAT, ook IgG, ANA en anti-gladspierweefsel. Biopt is nodig voor diagnose, daarop ontstekingsinfiltraat op overgang portale driehoek naar lobuli. Behandeling bestaat uit prednison en azathioprine (anders kans op cirrose en overlijden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

PBC; primaire biliaire cholangitis

A

90% vrouw, vooral kleine galwegen aangedaan en vooral sprake van leverschade. Diagnostiek met antilichamen tegen mitochondriën (AMA). Kan asymptomatisch, anders jeuk en vermoeidheid. Niet te genezen, wel vertragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

PSC; primaire scleroserende cholangitis

A

M>V, zowel intra- als extrahepatische galwegen aangedaan. 80% heeft ook IBD, en bij PSC is ook kans op bacteriële cholangitis. En carcinomen van blaas, cholangio- en colorectaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Post- en intrahepatische problemen

A

Posthepatisch: verhoging canaliculaire membraanenzymen in het bloed. Alkalische fosfatase en gamma-GT (en bilirubine)

Intrahepatisch: met levercelbeschadiging, gaat om intracellulaire enzymen in bloed; AST, ALT en LDH (en bilirubine)

Onderscheid tussen deze 2 via anamnese, labafwijkingen en echo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Syndroom van Gilbert

A

Verhoogd ongeconjugeerde bilirubine, normale overige leverwaarden. Verhoogd risico op pigmentstenen, vaak sprake van lichte geelzucht bij griep en andere aandoeningen. Diagnose bepalen: bilirubine, LDH, en Hb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cirrose

A

Verbindweefseling met regeneratieve noduli kunnen worden gezien, liggen tussen littekenweefsel. Onderscheid tussen gecompenseerde en gedecompenseerde cirrose. Macroscopisch: onregelmatig, hobbelig lever oppervlak. Meestal intrahepatische oorzaak waardoor bloed niet verder door kan gaan, portale hypertensie, ascites en slokdarmvarices ontstaan

17
Q

Gecompenseerde en gedecompenseerde cirrose

A

Bij gecompenseerde kan de lever nog enigszins functioneren, vaak geen of weinig klachten. Gedecompenseerd gaat gepaard met complicaties als bloedingen, ascites, ecefalopathie en geelzucht. Kan leiden tot overlijden

18
Q

Complicaties cirrose

A

Portale hypertensie en leverinsufficiëntie (icterus of hepatische encefalopathie kan ontstaan)

19
Q

Diagnose cirrose

A

Biopt, maar is zeer invasief, of klinisch of met fibroscan

20
Q

Criteria Child-Pugh score

A

Ascites; niet, mild of ernstig, hoeveelheid bilirubine, hoeveelheid albumine, INR en encefalopathie (niet, graad 1-2, graad 3-4)
A is gecompenseerd, C gedecompenseerd en B zit ertussen.

21
Q

Ontstaan van portale hypertensie

A

Er is toename van druk in v. portae. 2 factoren spelen belangrijke rol: toegenomen weerstand en toegenomen flow (P=R*F). drukverschil tussen v. cava en portale systeem (HVPG), normaal tussen 3-6mmHg, bij portale hypertensie vanaf 6mmHg.
Weerstand in de lever wordt groter, dan toename druk in v. portae, collaterale ontstaan en splenomegalie treedt op

22
Q

Oesophagusvarices

A

Treden op als portale bloed een andere weg zoekt door portale hypertensie
Beschrijven: kleine (<5mm) en grote (>5mm)
Anatomische locatie: gastro-oesophagaal (in slokdarm en klein beetje in maag, GOV1 en 2) en isolated gastric varices (alleen in maag, IGV-1 en 2)
Stigmata: rode of witte stippen op oesophagus en maagwand.

23
Q

3 vormen profylaxe van slokdarmvarices

A
  • Pre-primaire profylaxe: er is wel levercirrose, maar nog geen varices en ook geen bloeding geweest. Hier kan je niet-selectieve B-blokkers
  • Primair profylaxe: levercirrose en (grote) varices aangetoond, nog geen bloeding geweest.
  • Secundaire profylaxe: zowel levercirrose als varices en een bloeding ervan aangetoond
24
Q

Hepatische encefalopathie

A

Verhoogde ammoniak als gevolg van shunting. Lever heeft verminderde intgiftende werking. Door verhoogd oedeem is kans op oedeem in de hersenen.
Behandelen met lactulose (laxans en prebioticum). Andere behandeling is verlagen druk in portale systeem, TIPS (verbinding tussen v. hepatica en v. portae)

25
Q

Ernst encefalopathie volgens Conn score

A

Graad 1: geringe verschijnselen zoals omkeren dag-nachtritme en lage reactiesnelheid
Graad 2: flapping tremor handen
Graad 3: patiënt is somnolent
Graad 4: patiënt is in coma

26
Q

Ascites bij cirrose

A

Bij cirrose is toegenomen weerstand en verhoogde sinusoïdale druk, vocht treedt uit systeem en ascites ontstaat. Ook vasodilatatie in splanchnicusgebied, dan verlaagd effectief circuleren volume. Dan RAAS activatie waardoor je water en zoutresorbtie krijgt. Colloïdosmotische druk kan ook verlaagd zijn als gevolg van laag albumine

27
Q

SAAG/serum ascites albumine gradiënt

A

Aantonen dat ascites uit de lever komt
SAAG = serum albumine – ascites albumine
Portale hypertensie bij SAAG>11 g/L (levercirrose 81% en congestief hartfalen 3%). Andere oorzaak: SAAG<11g/L (kanker:10%, pancreatitis 1% en peritonitis tuberculosa 2%)

28
Q

Behandelen ascites

A

Beginnen met zoutbeperking, als onvoldoende dan duretica geven (aldosteronremmers zijn 1e keus) . als dat onvoldoende werkt lisdiureticum toevoegen (furosemide bijv.). als medicatie niet werkt-> LVP; ascites laten weglopen, al het vocht kan in 1 worden afgetapt.
Monitoren of therapie werkt door gewicht in de gaten houden

29
Q

SBP/spontane bacteriële peritonitis

A

Diagnose stellen op basis van aanwezigheid van polymorfe nucleaire lymfocyten in ascites. SBP treedt op doordat de darmdoorlaatbaarheid verhoogd is. Daarnaast last van verminderde afweer, soms buikpijn en koorts maar kan ook asymptomatisch.

30
Q

Hepatorenaal syndroom

A

Diuretica krijgen voor ascites, gaat eerst goed en dan na maand of 2 achteruitgang. Meer diuretica geven maar nierfunctie verslechtert. Dan kan sprake van hepatorenaal syndroom. 2 typen; type 1->nierfunctie verslechtert snel (kans op snel overlijden) en dat gaat langzamer bij type 2

31
Q

Hepatocellulair carcinoom

A

Vooral bij cirrose door chronisch leverlijden. Preventie: vaccinatie (Hep. B) en behandeling eventuele onderliggende chronische leverziekte. Behandeling is curatief als resectie of levertransplantatie mogelijk, anders radiologisch behandelen

32
Q

Lichamelijke verschijnselen bij cirrose

A

Icterus, vergrote lever en milt, gynaecomastie, krabeffecten (door jeuk), spider naevi, erythrema palmare en ascites.