module 2 KC 1-3 Flashcards
Waar is sprake van bij diabetes
Een insulineresistentie en/of deficiëntie waardoor een hyperglycemie ontstaat. Kan komen door genetische en exogene factoren.
Indeling diabetes
Primaire diabetes: type 1 en 2. LADA is een type 1 die pas op latere leeftijd ontwikkelt. Zwangerschapsdiabetes valt onder type 2
Secundaire: gevolg van andere ziekte (pancreatitism CF, Cushing…), kan komen door virale infectie (hiv, rubella) of gevolg van medicatiegebruik (immunosuppressiva)
Type 2 diabetes
Hyperglycemie wordt veroorzaakt door insulineresistentie en relatieve insulinedeficiëntie. De resistentie komt door genetische factoren (mutaties voor insulinegevoeligheid) en exogene invloeden (overgewicht). Vorm van insulinedeficiëntie is nodig voor het ontstaan
Type 1 diabetes
Insulinedeficiëntie is belangrijkst. Door genetisch bepaalde auto-immuun afwijking die wordt getriggerd door exogene factoren ontstaat absolute insulinedeficiëntie en dan hyperglycemie. Aantal patiënten heft ook insulineresistentie door oudere leeftijd of overgewicht, dan spreek je over double trouble diabetes (zowel component van type 1 als 2)
Secundaire diabetes door pancreatitis
Absolute insulinedeficiëntie bij totale pancreatectomie en beperkte insulinedeficiëntie bij partiële pancreatectomie. Insulinedeficiëntie wordt dan uitsluitend bepaald door exogene factoren (hoeveel weefsel weg wordt gehaald
Secundaire diabetes door CF en antipsychotica
CF: begint met exocriene pancreasinsufficiëntie. Dan ontstaat fibrose door de pancreas, dan microvasculaire schade. Dan deficiëntie door exogene factoren
Antipsychotica: zowel resistentie als deficiëntie. Door antipsychotica is blokkade histamine-1-receptoren in hypothalamus; grotere eetdrang en kan obesitas ontstaan. En leidt tot resistentie. Die medicatie blokkeert ook muscarine-3-recpeptoren op B-cellen en deficiëntie ontstaat.
MODY
Naam voor groep autosomaal dominante aandoeningen, genetische invloeden zorgen voor insulinedeficiëntie waarbij hyperglycemie ontstaat. Alle mutaties van MODY zijn gerelateerd aan de B-cel functie en insulineproductie (defect in celkern). En 2 in ATP-afhankelijke K-kanaal. Bij MODY2 defect in glucokinase. Deze komt samen met MODY3 in NL voor. Door defect in glucokinase of HNF-1a.
Ketoacidose
Constante risico voor mensen met type 1 diabetes. Kenmerken zijn: metabole acidose, pH<7,3, verlaagd plasma bicarbonaat, verlaagd pCO2 (compensatie), ketonen in urine en bloed en verhoogde anion gap. Symptomen: flink ziek zijn (verminderd bewustzijn), veel plassen, dorst, dehydratie, soms koorts en soms symptomen van acute buik. Wordt soms uitgelokt door infecties.
Wat gebeurt er door het sterke insuline tekort
Lipolyse en ketogenese worden aangezet. Glucagon is hoog, glucoseproductie wordt gestimuleerd wat ook weer lipolyse en ketogenese aanzet. Ketonlichamen zorgen voor een acidose met daling bicarbonaat en pCO2, dan ook hyperventilatie.
2 bronnen voor metabole acidose
Ketoacidose en lactaatacidose. Lactaatacidose komt door glucosurie, polyurie, elektrolytenverlies, dehydratie en pre-renale nierfunctiestoornis.
Therapie ketoacidose
Aanvullen vochttekort, circulatie bewaken, hyperglycemie bestrijden, elektrolyten bewaken (voorkomen hypokaliëmie) en identificeren en bestrijden uitlokkende factor. Alleen als pH<7,0 ga je bicarbonaat geven.
Non-ketoacidotisch hyperglycemische coma
Komt vooral voor bij mensen met diabetes type 2, vaak in aansluiting op andere ziekte. Symptomen: veel plassen door osmotische diurese bij hyperglycemie, dorst en dehydratie en soms koorts. Geen ketoacidose want er is nog een beetje insuline.
Therapie non-ketoacidotische coma
Aanvullen vochtverlies, bewaken circulatie, hyperglycemie bestrijden, bewaken elektrolyten (voorkomen hypokaliëmie en hypernatriëmie) en identificeren en bestrijden van uitlokkende factor.
Milde en ernstige hypoglycemie
Mild: plasmaglucose <3,9mmol/L en symptomen hypoglycemie.
Ernstig: hulp nodig om eruit te komen, insulten kunnen ontstaan, sprake van verminderd bewustzijn/coma en mogelijk sterfte
Symptomen hypoglycemie
Adrenerge symptomen: (stress) beven, trillen, hartkloppingen en hoofdpijn
Neurogene symptomen: (glucose tekort in hersenen) afwijkend gedrag en stemming, trage reactie, verminderd begrip, verminderd functioneren, insulten en verlaagd bewustzijn (mogelijk overlijden)