Diabetes mellitus Flashcards

1
Q

Wat gebeurt er als glucose stijgt

A

B-cel gaat insuline afgeven, komt in vena porta en zorgt in lever dan glucose wordt omgezet in glycogeen en glucose opname in andere weefsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Glucose daling

A

Insulineconcentratie daalt eerst, B-cellen communiceren (paracrien effect) en glucagon stijgt (door alfacellen) en glucose stijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Functie van de pancreas

A

Exocrien: vertering enzymen, die worden naar duodenum getransporteerd als je eet
Endocrien: hormonen die worden aangemaakt gaan naar bloedbaan (insuline en glucagon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verkrijgen glucose

A

Via glycogenolyse (glucose uit glycogeen) in de lever en via gluconeogenese(nieuwe synthese) in de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Opdelen diabetes mellitus

A

Primair: type 1 en 2. En secundair: diabetes door genetische beelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Diabetes type 1

A

Auto-immuunziekte, vooral sprake insuline deficiëntie. Ontstaat meestal op jonge leeftijd (acuter beeld) maar kan ook ouder ontstaan. B-cellen in pancreas gaan kapot; geen/nauwelijks insuline productie. Kan komen door bepaalde triggers of genetische predispositie (HLA-DR of HLA-DQ). Daadwerkelijke destructie gebeurt door T-cellen en er zijn auto-antistoffen tegen B-cellen: GAD en ICA (markers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Honeymoonfase bij DM type 1

A

Als je behandelt met insuline gaat een deel van de B-cellen weer zijn werk doen (normoglycemisch worden) maar is tijdelijk en stopt op een gegeven moment weer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Chronische volgorde DM type 1

A

Hoge suikers in het bloed-> behandeling met insuline spuiten-> glucose daalt->B-cellen kunnen bij lage glucose nog functioneren maar alsnog teveel glucose voor klein aantal B-cellen->glucosetoxiciteit in nog functionerende B-cellen-> B-cellen gaan ten gronde-> levenslang insuline spuiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Klachten DM type 1

A

Sterk afvallen, polyurie, polydipsie, vermoeidheid en recidiverende infecties. Ook kans keto-acidose (vaak bij infectie). Het ontstaat door combi van genetische achtergrond en omgevingsfactoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Diagnose DM type 1

A

Insulineconcentratie in bloed kan je niet meten. aGAD of C-peptide concentratie meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Subgroepen type 1 diabetes

A

LADA: late auto-immune diabetes in adults. Fenotype van type 2 maar wel met autoantistoffen zoals type 1. Predispositie HLA-DR en HLA-DQ gevonden

PD1 blokkers of CTLA-4 blokkers: middelen kunnen type 1 diabetes induceren en worden gebruikt bij imuuntherapieën tegen gemetastaseerd melanoom en non-small cell carcinoom van long.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Type 2 diabetes

A

Combi B-cel tekort en insulineresistentie. Leidt tot hyperglycemie, ontstaat ook door genetische en exogene factoren.
Ontstaat vaak op latere leeftijd en vaak overgewicht. Komt vaak samen voor met metabole syndromen zoals dyslipidemie en hypertensie en geen kans op keto-acidose.
Behandelen met dieet, tabletten en soms insuline.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Subtypen diabetes

A
  • Zwangerschapsdiabetes: door veranderingen in hormoonhuishouding. Vaak dan op latere leeftijd milde type 2 DM.
  • Ketosis-prone diabetes (flatbush diabetes): vooral bij mensen uit West-Afrika. Is DM type 2 die kortdurend een type 1 lijkt te worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Secundaire diabetes

A
  • Endocriene afwijkingen: bij genezing onderliggende ziekte (bijv. Cushing, acromegalie…) verdwijnt meestal ook de diabetes
  • Pancreasdestructie: door bijv. pancreatitis of CF
  • Virale infecties: rubella, hiv
  • Medicatie-geïndiceerd: bijv. tyrosinekinaseremmers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Syndroom van Cushing en diabetes

A

Teveel cortisol in lichaam wat kan zorgen voor insulineresistentie. Kenmerkend is buffalo hump voor cushing en striae, gewichtstoename en slecht slapen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Antipsychotica geassociëerde diabetes

A

Antipsychoticum bindt aan histaminereceptor in aantal hypothalamuskernen. Gewichtstoename->insulineresistentie en B-celfunctie neemt af.

17
Q

Klinische presentatie diabetes

A
  • Kinderen: acute ziekte met frequent ketoacidose bij eerste episode. Speciale groepen: <6maanden en asymptomatische hyperglycemie
  • Volwassenen: veel langzamere presentatie en late type 1 DM of vroege type 2 (of LADA)
  • Primaire of secundaire vorm
18
Q

Onderverdelen chronische complicaties diabetes

A
  • Macrovasculair: cerebraal (ischemisch infarct, TIA), coronairen (AP, acute hartdood, myocardinfarct) en perifeer (diabetische voet, claudicatio intermittens)
  • Microvasculair: retinopathie, nefropathie en neuropathie
  • Gecombineerd
  • Anders: psychologische problemen, erectiele dysfunctie, maatschappelijk en limited joint mobility.
19
Q

Retinopathie

A

Beschadiging netvlies. Proliferatief: bloedvaatjes beschadigen met te weinig O2 en dan nieuwvorming, lekken vocht en vet. Niet-proliferatief: bloedvaatjes rekken wat uit en gaaan vocht en vet lekken.
Vormen: achtergrondsretinopathie, pre-proliferatieve retinopathie, proliferatieve retinopathie en macula-afwijkingen
Behandelen door glucose reguleren

20
Q

Nefropathie

A

GFR wordt minder, eiwit kan door GBM lekken en in urine komen. Sprake van albuminurie, glomerulaire hyperfiltratieen nierfunctieverlies.
Behandelen: RAAS-remmer, SGLT2-remmer, GLP1 agonist, glycemische regulatie, zoutbeperking en bloeddrukregulatie.

21
Q

Neuropathie

A
  • Polyneuropathie: negatieve symptomen (verminderd gevoel), positieve symptomen (veranderd gevoel) en sensibiliteit aangetast (klauwtenen, zweetsecretie valt uit en warme voet)
  • Autonome neuropathie: motoriekstoornissen darm en maag, blaasontledigingsstoornissen, erectiele dysfunctie, reactie dalende glucose en voet
  • Mononeuropathie: carpaal tunnelsyndroom en oogbewegingsstoornissen
22
Q

Diabetische voet

A

Combi factoren; afgenomen sensibiliteit, klauwtenen en slechte doorbloeding. LO: voelen en stemvork
Behandelen: infectie-> antibiotica, doorbloeding->dotteren, neuropathie->preventie en controle, diabetes-> glucoseregulatie verbeteren.

23
Q

Diabetes gerelateerde ziekten

A

Andere auto-immuunziekten, PCOS (bij type 2), NAFLD (non-alcoholic fatty liver disease; vaak bij obesitas en is vaak aanleiding tot levertransplantatie) en eetstoornissen (vooral type 1)

24
Q

Kans dat iemand orgaanschade krijgt is afhankelijk van:

A

Individuele gevoeligheid, hyperglycemie en individuele versnellende factoren

25
Q

Acute diabetes complicaties

A

Hyperglycemie: hyperglycemische ketoacidotisch coma (type 1) en non-ketoacidotisch coma (type 2)
Hypoglycemie: mild of ernstig (iatrogeen)

26
Q

Diabetische ketoacidose

A

pH<9,3, hyperglycemie, ketonen in urine en levensbedreigend.

27
Q

Hypoglycemie

A

Glucose<3,9mmol/L. vormen: ernstig, mild, asymptomatisch en nachtelijk. Normaal eerst adrenerge symptomen (eetdrang en trillen), later neuroglycopene symptomen (stemmings- en gedragstoornissen, soms agressiviteit en bewustzijnsdaling). Als je steeds meer hypo’s krijgt treden symptomen later op, is gevaarlijk want je voelt het niet meer aan (hypoglycemie unawareness).

28
Q

Nivolumab

A

Monoklonaal antilichaam en is een doelgerichte kankerremmende stof. Versterkt effect van eigen afweercellen tegen kankercellen. Door binding aan geprogrameerde celdood-1(PD-1)-receptor. Voorkomt dan interactie tussen PD1 en liganden PD-L1 en -L2. Zorgt voor remming T-cel porliferatie en secretie cytokinen. Dan anti-tumorrespons.

29
Q

DM type 1 en immuunsysteem

A

B-cellen in eilandjes van Langerhans presenteren HLA-moleculen (antigenen). Die worden opgenomen en gepresenteerd aan APC’s (antigeen presenterende cellen). HLA op APC worden herkend door T-helpercellen en regulerende T-cellen. Als type 1 DM zijn regulerende T-cellen minder actief en afweersysteem ontspoort. T-helper scheiden cytokines uit cytotoxische T-cellen en B-cellen worden geactiveerd. B-cellen maken auto-antilichamen aan die antigenen op insuline producerende cellen herkennen. Cytotoxische T-cellen worden aangezet tot herkennen en vernietigen B-cellen.

30
Q

C-peptide

A

Stof die in alvleesklier vrijkomt bij insuline vormen. Als insuline nodig is maakt pancreas C-peptide en insuline in ong. gelijke maat aan. En is dan goede maat voor door pancreas geproduceerde insuline bepalen.