maag, darm en leverziekten en TD Flashcards

1
Q

Hepatitis C

A

Ook wel de sleeping giant, meer dan 80% van de infecties wordt chronisch, op termijn kan dan levercirrose, leverfalen of levercarcinoom ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Helicobacter pylori

A

Relatie met maagzweren, kan goed worden behandeld. Bacterie voedt in de mucuslaag van maag en produceert urease (ureumammoniak) maagzuur kan gebufferd worden. Bacterie kan hierin overleven en delen. Afhankelijk van een aantal factoren ontstaat endotheel schade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

IBD

A

Hieronder vallen ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. Nu medicijnen -mab (infliximab…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Opbouw MDK

A

Mond, pharynx, oesophagus, maag, dunne darm (5-6m), en dikke darm.
Bevat klieren (produceren secreet), lever produceert gal. En wand van maag en dunnen darm zitten kliertjes die belangrijke bijdrage leveren aan vertering van voedsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pharynx

A

Bestaat uit naso-, oro en laryngopharynx. Is naast onderdeel van tractus digestivus ook onderdeel ademhalingsstelsel (kan misgaan door verslikken bijv.).
Ogebouwd van binnen naar buiten uit: mucosa (slijmvlies), submucosa, tunica muscularis (bestaat ui circulaire en longitudinale spierlaag) en bindweefsellaag (fascia).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bindweefsellaag pharynx

A

Als wordt bekleed met mesotheel: spreek je van serosa. Soms is bekleding anders zoals slokdarm; dan adventitia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Spierlaag van pharynx

A

Normaal in tractus digestivus ligt circulaire spierlaag aan binnenzijde en longitudinale aan buitenzijde. Maar bij pharynx ligt circulair buiten (heeft constrictoren) en longitudinaal (heeft levatoren) binnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Oesophagus

A

Circulair zit nu wel weer binnen en bevat pharynxdivertikels (uitstulpingen van mucosa naar buiten). En is een soort stortkoker.
Bevat UES (m. cricopharyngeus) en is gesloten in rust en gaat open bij passage. Het is een functionele sfincter.
LES is functioneel/fysiologische sfincter (waar slokdarm door diafragma gaat). Wordt ondersteunt door crus diafragmaticum dextrum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ligging oesophagus

A

In de thorax en een klein stukje (pars abdominalis oesophagi) ligt in het abdomen en is ong. 1,5cm. Als druk in maag hoger wordt, wordt dat stukje ook hoger qua druk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vernauwingen oesophagus

A

Er zijn 4, 2 bevinden bij UES en bij LES. Op vrij korte afstand wordt oesophagus gekruist door aortaboog (arcus aortae) en linker hoofdbronchus (bronchus principalis sinister), die geven ook impressie in slokdarm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Maag

A

Dynamisch en beweeglijk want kan veranderen van vorm en grootte. Produceert chymus, wordt doorgegeven aan dunne darm (door verteringssappen toe te voegen). Wordt door pylorussfincter geleidelijk doorgegeven aan dunne darm (niet alles in 1x)
Is bekleed met peritoneum, achterkant bevindt de bursa omentalis en foramen omentale is toegangsweg tot bursa omentalis vanuit grote buikholte. Omentum minus verbindt lever met maag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Spierlagen van de maag

A

Circulair longitudinaal en oblique. Aan binnenkant zit curvutura minor en major aan buitenkant. Bij curvutura minor zit canalis gastricus (is kortste weg voor voedsel in de maag) en als meer voedsel gaat het langs major.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Structuren in lig. Hepatoduodenale

A

Dr. Alva; ductus hepaticus recht, a. hepaticus propria links en v. portae achter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Lever

A

Bloed uit lever gaat direct naar v. cava inferior
Lever macroscopisch indelen in een aantal kwabben (lobus hepaticus dexter en sinister en lobus caudatus en quadratus)
Door de bloedtoevoer en vertakkingen van bloedvaten (portale driehoek) kan je de lever onderverdelen in 8 segmenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leverlobje

A

Aan randen portale gebieden met kleine delen van v. portae, galgang en a. hepatica propria. Centraal kleine tak van v. hepatica (centrale vene) voor bloedafvoer
Buitenkant van leverlobje zal als eerste worden beschadigd door toxische stoffen en als O2 tekort zal centraal eerder problemen optreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Galwegen

A

L en R ductus hepaticus komen samen met ductus cysticus (vanuit galblaas) en vormen samen ductus choledochus. En dat komt samen met ductus pancreaticus in de papil van Vatur (met daaromheen de sfincter van Oddi).

17
Q

Pancreas

A

Ligt secundair retroperitoneaal. En ligt in C-bocht van duodenum. Er kan een ductus accessorius zijn (mondt uit in de papilla duodeni minor).
Exocriene pancreas produceert enzymen voor spijsvertering en endocriene hormonen voor glucosehuishouding.

18
Q

Delen pancreas

A

Caput pancreaticus, processus uncinatus, collum pancreaticus, corpus pancreatis en caude pancreatis.

19
Q

Epitheel primitieve darmbuis komt voort uit:

A

Endoderm. Ectoderm vormt allerlei zenuwen en deel canalis analis en mesoderm vormt spierlaag.

20
Q

Dunne darm

A

Duodeunum (ong. 25cm; 12-vingerige darm), jejunum (2/5) en ileum (3/5).
Duodenum eerste stukje ligt intraperitoneaal (2,5cm), zit vast aan pylorus. Dat stukje heeft nog geen plooien en heet bulbus duodeni. Rest bevat plooien van Kerckring en dat deel ligt retroperitoneaal.
Jejunum en ileum liggen intraperitoneaal. In jejunum vindt veel vertering plaats en grootste deel absorptie en heeft groot oppervlakte door plicae circulares. Sommige dingen kunnen alleen in jejunum worden opgenomen (vitamine B12 en galzouten bijv.).

21
Q

Ductus vitellinus

A

Niet bij iedereen aanwezig, verbinding tussen dooierzak en primitieve darm die meestal verdwijnt. Als divertikel (uitstulping) blijft bestaan = divertikel van Meckel, als er ectopisch weefsel in zit kan je last krijgen.

22
Q

Dikke darm

A

Bestaat uit 8 delen: appendix, caecum, colon ascendens, tranversum, descendens, sigmoideum, rectum en calalis analis. En heeft uitwendige kenmerken: Haustra coli, taeniae coli en appendices omentalis. Inwendig zitten de plicae semilunares.
Colon ascendens en descendens liggen retroperitoneaal en extraperitoneaal liggen ascendens, descendens en rectum.

23
Q

Innervatie tractus digestivus

A

Enterisch zenuwstelsel, kan zelfstandig werken. Netwerken zitten in wand van submucosa (dunne en dikke darm); plexus van Meissner en andere door hele tractus digestivus; plexus van Auerbach (plexus myentericus)

24
Q

Werking ENS

A

Gaat via reflexcircuits, er is afvoerende/sensorische kant en aanvoerende/motorische kant met daartussen interneuronen en schakelneuronen. Beïnvloeding door PS zenuwen (stimuleert motiliteit en secretie) en sympathische zenuwen.

25
Q

Ampulla recti

A

Onder peritoneale omslag en opslag voor ontlasting

26
Q

Anorectum

A

Anale kanaal en rectum, begint ter hoogte van S3 en ligt onder peritoneale omslag. Bovenste deel anale kanaal komt uit endoderm en onderste deel uit ectoderm.

27
Q

Anale kanaal

A

Begint bij vernauwing van ampulla recti. En bestaat uit een aantal onderdelen:

  • Columnae anales (slijmvlieskolommen)
  • Valvulae anales = onderkant van kolom
  • Linea pactinata/linea dentata: denkbeeldige lijn door valvulae
  • Sinus anales: ruimte tussen columnae en valvulae en glandulae anales monden hierin uit.
  • Pecren: overgangsgebied weergegeven door linea pectinata. Epitheel bovenste gebied is cilindrisch epitheel en dan pecten zijn meerlagig onverhoornd plaveiselepitheel
  • Huid: met meerlagig verhoornd plaveiselepitheel
  • Corpus cavernosum recti: zitten circulaire vaatkluwen
28
Q

Gebied boven linea pectinata (endodermaal)

A

Cilindrisch epitheel, autonome zenuwen (rek), a. en v. rectalis superior voor vascularisatie en lnn. Iliaca interni (lymfedrainage)

29
Q

Gebied onder linea pectinata (ectodermaal)

A

Meerlagig plaveiselepitheel, somatosensibele zenuwen (tast, pijn, temperatuur), a. en v. rectalis inferior en lnn. Inguinales superficiales.

30
Q

Continentie

A

M. sfincter ani internus (glad spierweefsel) en m. sfincter ani externus (dwarsgestreept) van belang en op externe heb je invloed en innervatie van n. pudendus.

31
Q

Bekkenbodem

A

Groot deel door m. levator ani (kent meerdere delen). Een deel is m. puborectalis.

32
Q

Ziekte van Hirschsprung

A

Oorzaak: congenitale aganglionaire megacolon, 80% diagnose tijdens neonatale periode. Symptomen: braken, voedingsproblemen, abdominale distentie en vertraagde meconuimlozing.