Module 2 KC 4-6 Flashcards

1
Q

Behandeling diabetes type 2

A

Is step-up behandeling. Eerste stap is verbeteren levensstijl (hele behandeling op letten; dieet en beweging). Daarna orale middelen gebruiken. 2e stap is meestal metformine (mits geen sprake van intolerantie of ernstige nierfunctiestoornissen). Daarna kunnen GLP1-analoga worden gegeven en als laatst kan insuline worden toegediend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Orale middelen werking voor diabetes type2

A
  • Vermindering insuline-resistentie
  • Verlaagde glucose opname in darm
  • Verhoogde excretie in urine
  • Vermindering glucagon secretie/actie
  • Verhoging insuline-productie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Middelen voor vermindering insuline resistentie

A

TZS en metformine. Laatste zorgt voor mindere resistentie glucose-opname en minder gluconeogenese door lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Middelen voor verlaagde glucose opname in de darm

A

Acarbose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Middelen voor verhoogde excretie in urine

A

SGLT2-remmers: dan kan geen glucose meer worden opgenomen en wordt het via urine uitgeplast. Vb.: empagliflozine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Middelen voor verminderde glucagon secretie/actie

A
  • DPP4-remmers: remmer GLP1 afbraak, dus hogere concentratie. Sitagliptine, linagliptine … (relatief weinig bijwerkingen)
  • GLP1 agonist: zorgt o.a. voor pancreeasstimulatie om insuline af te geven. liraglutide, exenatide, lixisenatide en dulaglutide
  • Metformine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Middelen voor verhoging insuline-productie

A
  • SU-preparaat: grijpen aan op receptor in B-cel, dan directe depolarisatie en exocytose aansturing insuline uit B-cel. Vb.: gliclazide, glimepiride
  • DPP4-remmer
  • GLP1 agonist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verschillen tussen GLP1 analoga en DPP4 remmers

A

GLP1: sterke verhoging GLP1, HbA1c daling 11pt en gewichtsreductie

DPP4: via DPP4 afbraak meer GLP1, dus matige verhoging, HbA1c daling 5pt en geen gewichtsreductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarmee houd je rekening met zorg op maat?

A

Leeftijd, diabetesduur, levensverwachting, comorbiditeit/polyfarmacie, psychoscociale omstandigheden, wel/niet complicaties en kwaliteit van leven vs. Verlies door therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voorbeelden van bijkomende ziektes bij mensen met diabetes

A

Depressies, schizofrenie, seksuele dysfunctie, infecties en kanker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Doel behandeling bij diabetes

A

Voorkomen van klachten door hyper-/hypoglycemie en complicaties ontwikkeling. En let op behoud van kwaliteit van leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zorg diabetes bij jongeren

A

Meer kans op hart- en vaatziekten, dus bij diagnose direct streng behandelen en strengere controle op bloeddruk en LDL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Diabetes en ouderen

A

Verminderde nierfuncties dus hogere medicatiespiegels. En kans op interacties door polyfarmaca. Verder ook veel comorbiditeiten en worden vaak overbehandeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

SGLT2-remmer

A

Verlaagd bloedsuiker door meer glucose uit te scheiden (remt resorptie). Ook meer water- en zoutverlies. Er is bij gebruik meer ketogenese wat risico op hartfalen verlaagt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

CVOT

A

Per medicijn kijken of het even veilig is als gebruiken van placebo. Kijken naar cardiovasculaire veiligheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly