Samenvatting Klinische psychologie Examen 6 Flashcards

1
Q

( Hoofdstuk 17 )
Van wat voor soort conditie t.a.v de veroorzaaking van pathologisch gedrag is er bij Anneke sprake?

De moeder van Anneke ervoer haar dochter als een concurrent in het gezin, waarvan de echtgenoot er nooit voor haar was, en bestookte Anneke altijd met hatelijkheden, vergeleek haar altijd in haar nadeel met anderen en liet haar voelen dat ze eigenlijk liever nog een zoon had gehad. Als volwassene verziekte Anneke steeds weer haar relaties met een ongefundeerde krankzinnige jaloezie vanuit de angst dat de nieuwe partner haar voor de eerste de beste in de steek zou laten.

a. uitlokkende conditie
b. bevorderende conditie
c. predisponerend
d. vicieuze cirkel, zoniet neerwaartse spiraal

A

c. predisponerend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

( Hoofdstuk 7 )
Hoe moet je het volgende fenomeen zien?

  • Uit angst niet leuk gevonden te worden,
    probeerde Marijke het iedereen naar de zin te maken.

a. als angst voor een onwaarschijnlijk gevaar
b. als een angststoornis
c. als emotionele angst
d. als door angst gemotiveerd defensief gedrag

A

d. als door angst gemotiveerd defensief gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

( Hoofdstuk 9 )

a. Zijn transseksuelen altijd homoseksuelen?
b. Zijn homoseksuelen eigenlijk transseksuelen (in milde vorm)

  1. a. nee b. nee
  2. a. ja b. nee
  3. a. nee b. ja
  4. a. ja b. ja
A
  1. a. nee b. nee
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. ( Hoofdstuk 16 )
    Herken van welke globale strategie van Horney in het voorbeeld hieronder sprake is:

Mieke hulde zich in een hooghartig stilzwijgen en trok er een nuffig gezicht bij, alsof ze mijlenver boven haar medestudenten verheven was, van wie ze niet wist hoe er aansluiting bij te zoeken

a. als ik me uit sloof, wil je me niet kwetsen
b. als je van me houdt, zul je me niet kwetsen
c. als ik macht heb, durf je me niet kwetsen
d. als ik me terugtrek, kun je mij niet kwetsen

A

d. als ik me terugtrek, kun je mij niet kwetsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

( Hoofdstuk 15 )
Wanneer is de kans op een overdosis het grootst?

a. als het nog niet zo lang geleden is dat de gebruiker geconsumeerd heeft
b. niet situatie bepaald, dat hangt Louter van de hoeveelheid af
c. consumeren in een situatie waarin de gebruiker sterk gewend is te gebruiken
d. consumeren in een situatie waarin de gebruiker niet gewend is te gebruiken

A

d. consumeren in een situatie waarin de gebruiker niet gewend is te gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. ( Hoofdstuk 17 )
    Herken in het gedrag hieronder de manier van omgaan met hun vroege maladaptieve schema:
  2. overgave, je schikken in je lot
  3. de manifestaties van je schema vermijden
  4. de manifestaties van je schema bestrijden, overcompenseren
  • Kees is hoogbegaafd, maar groeit op in een eenvoudig arbeidersmilieu. Zijn ouders kunnen hem niet volgen, zijn klasgenoten pesten hem, zijn onderwijzer ziet hem als lui in plaats van verveeld. Op de universiteit ziet Kees zijn kans: als een speer gaat hij door zijn studie, komt in het bestuur van de studentenvereniging, promoveert vlot, publiceert in alle tijdschriften
  • Merel is van haar 8e tot haar 12e door de opa van haar vaders kant seksueel misbruikt, terwijl haar moeder alle verontrustende tekenen negeerde en haar vader haar altijd zat af te kammen. Na 4 jaar samenwonen met een zorgzame man bedrijft Merel nog steeds de liefde alsof het buiten haar om gaat.
  • Magda’s moeder was vaak dronken: vaak was ze opeens de hort op, of was ze laveloos, of depressief, of ontstak om de gekste dingen in toorn; dan was ze opeens weer lief. Na haar puberteit is Magda nu al voor de 3e keer in een relatie met iemand die zich als flierefluiter ontpopt.

a. Kees 1, Merel 2, Magda 3
b. Kees 1, Merel 3, Magda 2
c. Kees 2, Merel 1, Magda 3
d. Kees 2, Merel 3, Magda 1
e. Kees 3, Merel 1, Magda 2
f. Kees 3, Merel 2, Magda 1

A

f. Kees 3, Merel 2, Magda 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

( Hoofdstuk 5 )
Waarom leidt agressieremming volgens het boek vaak tot depressie?

a. omdat agressie het negatief is van depressie (en v.v.)
b. omdat je dan machteloos staat tegenover de inbreuken op je intermenselijke betrekking
c. omdat je bekaf wordt van het voortdurend onderdrukken van je agressie
d. omdat de agressie dan maar naar binnen gekeerd wordt (=depressie)

A

b. omdat je dan machteloos staat tegenover de inbreuken op je intermenselijke betrekking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

( Hoofdstuk 15 )
1. Onderscheid van elkaar in de voorbeelden de inhoudelijke en de existentiële functie van actie
Piet werkte om de tijd te doden. . Jan werkte om zijn bloedjes van kinderen niet te laten verkommeren. ‘ Gijs werkte uit betrokkenheid bij de grote problemen van de samenleving. . Guus werkte om de zelfontplooiing die dat betekende.

a. inhoudelijk: Jan en Guus; existentieel: Piet en Gijs
b. inhoudelijk: Gijs en Guus; existentieel: Piet en Jan
c. inhoudelijk: Piet en Jan; existentieel: Gijs en Guus
d. inhoudelijk: Jan en Gijs; existentieel: Piet en Guus

A

d. inhoudelijk: Jan en Gijs; existentieel: Piet en Guus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

( Hoofdstuk 10 )
Van wat voor stoornis zou onderstaand verschijnsel een indicatie kunnen zijn? 10.0

• Piet merkte op een ochtend in een stressvolle periode dat hij geen controle meer over zijn arm had. Twee weken was dat nu al het geval. Volgens de arts was er neurologisch echter niets mis met hem.

a. dissociatiestoornis
b. conversiestoornis
c. theatrale persoonlijkheidsstoornis
d. psychosociale stoornis

A

b. conversiestoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

( Hoofdstuk 10 )
Van wat voor stoornis zou onderstaand verschijnsel een indicatie kunnen zijn?

• Ans kwam in een schemerachtige toestand, waarin ze haar huisraad kort en klein sloeg en zichzelf verwondde

a. dissociatiestoornis
b. conversiestoornis
c. theatrale persoonlijkheidsstoornis
d. derealisatie

A

a. dissociatiestoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

( Hoofdstuk 9 )
Impotentie vs. (seksueel) Sadisme

a. I is een seksuele disfunctie en S een seksuele afwijking
b. I en S zijn seksuele disfuncties
c. I en S zijn seksuele afwijkingen
d. I is een seksuele afwijking en S een seksuele disfunctie

A

a. I is een seksuele disfunctie en S een seksuele afwijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

( Hoofdstuk 6 )
Wat ligt aan de thematiek van de volgende obsessie ten oorsprong?

  • De streng opgevoede vrijgezellin Angela bad veel, biechtte veel en ging tot voor kort vaak naar de kerk, maar nu durfde ze bijna niet meer, want ze kon zich nauwelijks meer bedwingen om tijdens de diensten uit te roepen:”God is een crimineel!”

a. afgunst
b. pedofiele (of seksuele) verlangens
c. te grote afhankelijkheid (geen agressie)
d. rebelse tendensen

A

d. rebelse tendensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

( Hoofdstuk 18 )
Welke reactiewijze is herkenbaar in het volgende voorbeeld? (Kies het beste antwoord)
- Toen zijn werkopgaven hem steeds meer boven de pet gingen, verloor Desmet zich in het steeds opnieuw maken van keurige grafieken en tabellen, die evenwel weinig met de opgaven van doen hadden.

a. problematische/pathologische emotionele reacties
b. problematische/pathologische instrumentele reacties
c. problematische/pathologische capitulatiereacties
d. problematische/pathologische realiteitsvervalsing
e. regressie
f. dissociatie
g. desintegratie
h. desorganisatie

A

g. desintegratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. ( Hoofdstuk 15 )

Wat is een voorbeeld van negatieve bekrachtiging, wat van positieve bekrachtiging?

  1. Jan nam een slok.”Zo, dat smaakte! Dat smaakt naar meer!” De wijn streelde zijn papillen en neus, en de alcohol verwarmde zijn lijf
  2. Piet nam een slok, en nog een, één en nog een. en ver weg waren de visioenen van een toekomst als een zwarte tunnel, waarin hij aan de zijde van echtgenote Marianne een uitzichtloos bestaan zou lijden
  3. De ADHD-er merkte dat de chaos in zijn hoofd afnam als hij cocaïne snoof

a. 1. positieve bekrachtiging, 2. negatieve bekrachtiging, 3. negatieve bekrachtiging
b. 1. negatieve bekrachtiging 2. positieve bekrachtiging 3. positieve bekrachtiging
c. 1. positieve bekrachtiging 2. negatieve bekrachtiging 3. positieve bekrachtiging
d. 1. negatieve bekrachtiging 2. positieve bekrachtiging 3. negatieve bekrachtiging

A

a.1. positieve bekrachtiging, 2. negatieve bekrachtiging, 3. negatieve bekrachtiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

( Hoofdstuk 4 )
Van welke soorten van fixatie aan het trauma is hier sprake?

Sommige in de 2e WO in Duitsland in concentratiekampen geïnterneerde Nederlanders namen de Nazi-ideologie over, kregen de status van toezichthouder of iets dergelijks, en behandelden hun voormalige lotgenoten erger dan de SS-ers.

a. onbewuste herenscenering
b. dissociatie
c. identificatie met de agressor ( ontkenning van het verlies )
d. zich dienstbaar maken voor andere slachtoffers

A

c. identificatie met de agressor ( ontkenning van het verlies )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. ( Hoofdstuk 15 )
    Wat bedoelt Rado met de narcistische crisis?

a. het hevigst gekrenkt zijn van een over het paard getild individu, nadat iemand eens normaal tegen spel bood
b. de narcissenoogst is mislukt
c. het kleine kind heeft het gevoel dat als zijn moeder uit zicht is, ze gelijk voorgoed verdwenen is
d. de angstige en hulpeloze staat van nu staat in schril contrast met de paradijselijke almacht staat van het vroegere symbiotische contact.

A

d. de angstige en hulpeloze staat van nu staat in schril contrast met de paradijselijke almacht staat van het vroegere symbiotische contact.

17
Q

( Hoofdstuk 3 )
Om welke reden is er zwaar motivatieverlies in het volgende voorbeeld?

  • Als ‘s-winters zijn twee tennisavonden wegvallen, kan Klaas het nog moeilijker dan anders opbrengen om zijn kantoorwerk te doen

a. (generalisatie van) uitdoving
b . (generalisatie van) oververzadiging
c. gebrek aan compensatie
d. wegvallen doel (functionele relaties)

A

c. gebrek aan compensatie

18
Q
  1. ( Hoofdstuk 7 )
    Wat is existentiële angst?

a. angst op basis van langdurige stress
b. een angststoornis
c. objectloze angst
d. angst voor ondermijning van het zinvolle voortbestaan

A

d. angst voor ondermijning van het zinvolle voortbestaan

19
Q

( Hoofdstuk 3 )
Hoe wordt depressie in dit boek opgevat?

a. als disfunctioneel gedrag
b. als negatief emotionele reactie
c. als een drastische capitulatiereactie
d. als een stemmingsstoornis

A

c. als een drastische capitulatiereactie

20
Q

( Hoofdstuk 11)
Wie uit de voorbeelden vertoont primaire AN en wie secundaire?

A. Betje zet alles opzij om er pondjes af te krijgen, ook al is ze vel over been
B. Anneke ontzegt zichzelf allerhande voedzaams en lekkers, omdat ze in de ban is van de een of andere goeroe met een vergezochte dieetleer. Maar ze ziet er uit als magere

Hein Betje : primair
Anneke : secundair

A

Hein Betje : primair

Anneke : secundair

21
Q
  1. ( Hoofdstuk 14 )
    Wat is typerend voor de schizofrene stoornis, wat voor de waanstoornis?
    • I. vervlakking, wanen secondair, diffuus waarneming, verstrooide aandacht, onselectief, begin vaak in puberteit
    • II. behoud emotionaliteit, wanen Primair, precieze waarneming, helder denken, normale begripscategorieën, aanvang meestal na de 35
    • III. behoud persoonlijkheid, strijdbaarheid

a. I Schizofrene stoornis, II waanstoornis, III waanstoornis
b. I schizofrene stoornis, II waanstoornis, III schizofrene stoornis
c. I schizofrene stoornis, II schizofrene stoornis, III waanstoornis
d. I. waanstoornisII schizofrene stoornis,III waanstoornis

A

a. I Schizofrene stoornis, II waanstoornis, III waanstoornis

22
Q

Voor de 22-jarige Vera is het verlies van haar vader door ziekte een smartelijke gebeurtenis, die ze langzaam maar zeker verwerkt.

• De even oude Annette (geen zusje) weet na het verlies van haar vader niet goed meer hoe ze verder kan en moet leven; ze is wanhopig en angstig.
Wat is de waarschijnlijke oorzaak van het verschil in verwerking tussen Vera en Annette?

a. Vera heeft een uitgebreid gedragsrepeftoire en meerdere houvasten,
b Annette heeft een beperkt gedragsrepertoire en maar weinig
houvasten.
c. noch 1 noch 2 is waar
d. 1 en 2 zijn beide waar

A

d. 1 en 2 zijn beide waar

23
Q

( Hoofdstuk 18 )
DSM-IV clustert de tien persoonlijkheidsstoornissen hieronder (ze zijn door elkaar gehusseld) onder 3 noemers. Welke horen bij elkaar, hebben een bepaalde noemer?

  1. obsessief- compulsieve persoonlijkheidsstoornis
  2. theatrale persoonlijkheidsstoornis
  3. narcistische persoonlijkheidsstoornis
  4. antisociale persoonlijkheidsstoornis
  5. schizotypische persoonlijkheidsstoornis
  6. paranoïde persoonlijkheidsstoornis
  7. afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
  8. borderline persoonlijkheidsstoornis
  9. schizoïde Persoonlijkheidsstoornis
  10. vermijdende persoonlijkheidsstoornis

a. 1, 3, 10; 2, 4, 8; 5, 6, 7, 9
b. 1, 2, 7, 10; 4, 5, 9; 3, 6, 8
c. 3, 4, 10; 2, 6, 7, 8; 1, 5, 9
d. 4, 6, 9; 1, 7, 8; 2, 3, 5, 10
e. 5, 6, 9; 2, 3, 4, 8; 1, 7, 10
f. 1, 3, 4, 7; 6, 9, 10; 3, 5,8

A

e. 5, 6, 9; 2, 3, 4, 8; 1, 7, 10

24
Q

( Hoofdstuk 6 )
Speelt in het volgende voorbeeld actieve of passieve smetvrees? Staat een angst-emotie centraal, dan wel sterke afkeer? 6.8

  • Eddy was bang dat dingen die hij aanraakte met radioactiviteit besmet zouden zijn, als gevolg waarvan hij tumoren zou krijgen, zo niet ter plekke zou overlijden.

a. passief-afkeer
b. actief-angst
c. actief-afkeer
d. passief-angst

A

d. passief-angst

25
Q

( Hoofdstuk 7 )
Hoe noem je een fobie voor grote, open ruimten, leeg dan wel bevolkt met een massa mensen, bijv. straten, pleinen, warenhuizen, stadions?

a. enkelvoudige fobie
b. claustrofobie
c. agorafobie
d. sociale fobie

A

c. agorafobie

26
Q

( hoofdstuk 8 )
De lichamelijke ongemakken bij hyperventilatie ontstaan door:

a. verhoging van het CO2 gehalte in het bloed relatief zuur bloed)
b. teveel zuurstof inademen
c. verlaging van het CO2 gehalte in het bloed (relatief basisch bloed)
d. te weinig zuurstof inademen

A

c. verlaging van het CO2 gehalte in het bloed (relatief basisch bloed)

27
Q

( hoofdstuk 9)
Fetisjisme vs Necrofilie…..

a. F is een seksuele disfunctie en N een seksuele afwijking
b. F en N zijn seksuele disfuncties
c. F en N zijn seksuele afwijkingen
d. F is een seksuele afwijking en N een seksuele disfunctie

A

c. Fetisjisme en Necrofilie zijn seksuele afwijkingen

28
Q

( Hoofdstuk 9 )
Benoem de volgende seksuele afwijking: 9.3
- Ludo zocht waar mogelijk massabijeenkomsten op.

Hij zorgde er dan voor om voor een aantrekkelijke vrouw te staan, en zo gauw iedereen op elkaar gepakt stond, bewoog hij zijn handen naar achteren om haar onopvallend te betasten. Als zijn opwinding groot genoeg was, zorgde hij ervoor achter haar plaats te nemen, teneinde haar tegen zijn penis te voelen bewegen. Op die manier bereikte hij een orgasme. Ludo had een vriendin met wie hij tevens een seksuele relatie onderhield, maar daar was een periode van 7 jaar aan voorafgegaan, waarin hij van geschetste praktijken moest hebben om aan seks toe te komen.

a. seksueel masochisme
b. seksueel sadisme
c. pedofilie
d. frotteurisme
d. voyeurisme
e. fetisjisme

A

d. frotteurisme

29
Q

( Hoofdstuk 4 )
Hoe is de volgorde van emoties waarlangs de cyclus in emotionele verwerking zigzagt?

a. verbijstering - angst - woede - wanhoop - verdriet - depressie - vervlakking
b. verbijstering - woede - wanhoop - angst - verdriet - depressie - vervlakking
c. verbijstering - woede - angst - verdriet - wanhoop - depressie - vervlakking
d. verbijstering - woede - angst - wanhoop - verdriet - depressie - vervlakking

A

d. verbijstering - woede - angst - wanhoop - verdriet - depressie - vervlakking

30
Q

( Hoofdstuk 13 )
Benoem het onderstaande verschijnsel:

-Elke keer als de dokter zijn leesbril op of afzette, zette de patiënt zijn denkbeeld liggen leesbril ook op en af

a. perseveraties
b. stupor
c. mutisme
d. echopraxia
e. echolalia
f. maniërisme

A

d. echopraxia

31
Q

( Hoofdstuk 16 )

Welke van de onderstaande typeringen zijn van toepassing op de’ borderline’ persoonlijkheidsstoornis

  1. hallucinatieachtige ervaringen
  2. oneerlijkheid, zoals bijvoorbeeld herhaaldelijk liegen, valsheid in geschrifte, oplichting, en dat alles ten eigen bate
  3. gaat soms over tot zelfverwonding, dreigt nogal eens met zelfmoord
  4. Instabiel in gemoedstoestand, sociale relaties en zelfbeeld
  5. heeft fantasieën over onbeperkt succes, macht, briljantheid, schoonheid of ideale liefde
  6. wordt geplaagd door verliesangst
  7. leest verborgen vernederende of bedreigende betekenissen in onschuldige opmerkingen of gebeurtenissen
  8. heeft een aanhoudende onzekerheid over de eigen identiteit
  9. ontoepasselijk seksueel verleidelijk of provocatief gedrag In de omgang met anderen
  10. vertoont onder meer zelf schade impulsiviteit en roesmiddelengebruik

a. 3, 4, 6, 8, 10
b. 1, 2, 3, 4, 7
c. 3, 5, 6, 8, 9
d. 2, 4, 6, 7, 8

A

a. 3, 4, 6, 8, 10

32
Q

( Hoofdstuk 8 )
Wat draagt bij aan de uitdoving van de angst voor situatie X?

a. afstraffen van het vermijden van X
b. volharding in vermijden van X
c. gunstige ervaringen met situatie S
d. nieuwe, on-afgestrafte ervaringen met X

A

d. nieuwe, on-afgestrafte ervaringen met X

33
Q

( Hoofdstuk 9 )
Wat is nymfomanie en wat ligt er vaak aan ten grondslag?

a. Overmatig verlangen naar seks bij de vrouw; bron: hormonale afwijking
b. Overmatig verlangen naar seks bij de vrouw; bron: onuitputtelijke behoefte aan zelfbevestiging
c. Overmatig verlangen naar seks bij de man; bron: satysiasis
d. Overmatig verlangen naar seks bij de man bron: onuitputtelijke behoefte aan zelfbevestiging

A

b. Overmatig verlangen naar seks bij de vrouw; bron: onuitputtelijke behoefte aan zelfbevestiging

34
Q

Welke existentiële misstand is bij uitstek NIET vervuld onder de volgend opgroeiconditie:

-Ouders die het kind alleen maar liefde, aandacht, waardering, contact bieden als het kind aan hoge maatstaven voldoet zodat de ouders ermee kunnen pronken, of als het de behoeften van de ouders vervult (voor hen zorgt, bijv. een invalide ouder, of een moeder die bij haar man tekort komt), of die het kind straffen als het onder optimaal presteert, enz.

a. onvoldoende waardering voor wat je bent en wat je doet
b. het ontbreken van zinnige grenzen
c. niet de kans krijgen zich te hechten
d. onveilige omgeving
e. belemmering van zelfexpressie / te hoge aanpassingsdruk
f. onvoldoende ruimte voor zelfstandigheid
g. strenge, straffende, formalistische bejegening

A

e. belemmering van zelfexpressie / te hoge aanpassingsdruk

35
Q

Welke reactiewijze is herkenbaar in het volgende voorbeeld? (Kies het beste antwoord)

  • Toen zijn werkopgaven hem steeds meer boven de pet gingen, verloor Desmet zich in het steeds opnieuw maken van keurige grafieken en tabellen, die evenwel weinig met de opgaven van doen hadden.

a. problematische/pathologische emotionele reacties
b. problematische/pathologische instrumentele reacties
c. problematische/pathologische capitulatiereacties
d. problematische/pathologische realiteitsvervalsing
e. regressie
f. dissociatie
g. desintegratie
h. desorganisatie

A

g. desintegratie