Hoofdstuk 15 Flashcards
Welke van de onderstaande voorbeelden moet als drang (= positief gemotiveerd gedrag) en welke als dwang (= negatief gemotiveerd gedrag) gekwalificeerd worden?
- Jan betaalde na 3 maanden talmen de rekening, nadat een incassobureau hem een rechtszaak in het vooruitzicht had gesteld
- ” elke zomer wordt ik naar de bergen getrokken!” zei de buurman
- “Jij eet je eten op” zijn vader tegen Keesje,” anders geen tv en geen verhaaltje.” Kees at met lange tanden zijn prak op.
a. Jan dwang, Buurman drang, Keesje dwang
b. Jan drang, Buurman dwang, Keesje drang
c. Jan dwang, Buurman dwang, Keesje drang
d. Jan drang, Buurman drang, Keesje dwang
a. Jan dwang, Buurman drang, Keesje dwang
elke van de onderstaande voorbeelden moet als drang (= positief gemotiveerd gedrag) en welke als dwang (= negatief gemotiveerd gedrag) gekwalificeerd worden?
- Piet moest wel een stuk chocola eten, anders zou hij nog meer trillerig worden
- geïrriteerd gooi de Wim een riks in de bus van de collectant; hij was bang anders krenterig en flauw gevonden te worden.
- nog nasmullend van zoveel moois gaf Hans 10 euro aan het groepje zigeuners, dat Flamenco van hoog niveau had gebracht bij het terras in Aix-en-Provence.
a. Piet dwang, Wim dwang, Hans drang
b. Piet drang, Wim dwang, Hans drang
c. Piet dwang, Wim drang, Hans dwang
d. Piet dwang, Wim drang, Hans drang
a. Piet dwang, Wim dwang, Hans drang
Welke van de onderstaande voorbeelden geldt als psychologische en welke als lichamelijke verslaving?
- overmatig gokken,
2 Koopzucht,
3 alcoholmisbruik,
4 oversekst zijn
a. psychologisch: 2, 4 ; lichamelijk: 1, 3
b. psychologisch: 1, 2, 4 ; lichamelijk: 3
c. psychologisch: 1, 4 ; lichamelijk: 2, 3
d. psychologisch: 1, 2 ; lichamelijk: 3, 4
b. psychologisch: 1, 2, 4 ; lichamelijk: 3
Welke van de onderstaande voorbeelden geldt als psychologische en welke als lichamelijke verslaving?
1 Heroïne afhankelijkheid,
2 frequent sigaretten roken,
3 niet buiten koffie kunnen,
4 haarpluk dwang/ en drang?
a. psychologisch: 1, 2 ; lichamelijk 3, 4
b. psychologisch: 4 ; lichamelijk 1, 2, 3
c. psychologisch: 2, 4 ; lichamelijk: 1, 3
d. psychologisch: 1, 4 ; lichamelijk: 2, 3
b. psychologisch: 4 ; lichamelijk 1, 2, 3
onderscheid van elkaar in de voorbeelden de inhoudelijke en de existentiële functie van actie
- Piet werkte om de tijd te doden
- Jan werkte om zijn bloedjes van kinderen niet te laten verkommeren
- Gijs werkte uit betrokkenheid bij de grote problemen van de samenleving
- Guus werkte om de zelfontplooiing die Dat betekende
a. inhoudelijk: Jan en Guus; existentieel: Piet en Gijs
b. inhoudelijk: Gijs en Guus; existentieel: Piet en Jan
c. inhoudelijk: Piet en Jan; existentieel: Gijs en Guus
d. inhoudelijk: Jan en Gijs; existentieel: Piet en Guus
d. inhoudelijk: Jan en Gijs; existentieel: Piet en Guus
Onderscheid van elkaar in de voorbeelden de inhoudelijke en existentiële functie van actie :
- Lena wierp zich op als trooster, niet uit mededogen maar om belangrijk te lijken
- met de piekervaring van de heroïne hield Christine de illusie in stand dat haar leven nergens op sloeg
- het steeds maar weer kopen verschafte Mia de illusie dat er groei, vermeerdering, verrijking in haar leven zat
- Maria ging met Bartje naar de huisarts omdat ze zich zorgen maakte over zijn gedrag van de laatste tijd
a. inhoudelijk: Lena en Christine; existentieel: Mia en Maria
b. inhoudelijk: Lena en Maria; existentieel: Christina en Mia
c. inhoudelijk Christina en Maria existentieel: Leen en Mia
d. inhoudelijk: Maria; existentieel: Lena, Christina en Mia
d. inhoudelijk: Maria; existentieel: Lena, Christina en Mia
Welke uitspraak over verslavende activiteit is niet vanuit extensioneel psychologische gezichtspunt gedaan?
a. werkt absorberend
b. vermijd en verminderd onthoudingsverschijnselen
c. schijnt een afgekorte weg naar zinvolheid
d. lijkt andere activiteiten onbelangrijk te maken
e. maakt gericht bezig zijn mogelijk
f. lijkt een transcendente ervaring op te leveren
b. vermijd en verminderd onthoudingsverschijnselen
Wat is een voorbeeld van koopverslavingsbeheersing van Mien door aanpak van de verleiding situaties c.q. aanpak van de geassocieerde prikkels (‘ geheugensteuntjes’)?
- Mien plakte een sticker op de brievenbus: geen ongeadresseerd drukwerk, geen huis aan huisbladen
- Haar man schreef Wehkamp aan geen catalogus meer te sturen
- Mien vermeed winkelstraten als haar man er niet bij was en als de winkels open waren
- Mien liet haar pasjes thuis en nam nooit meer dan 50 euro mee, als ze de stad in ging
a. verleiding situatie: een, 3 en 4; geassocieerde prikkels: 2
b. verleiding situatie: een, 2 en 4; geassocieerde prikkels: 3
c. verleiding situatie: 2, 3 en 4; geassocieerde prikkels: een
d. verleiding situatie: een, 2 en 3; associëren prikkels: 4
c. verleiding situatie: 2, 3 en 4; geassocieerde prikkels: een
Hoe noem je de ingang tot het onder controle houden van haar verslaving?
- op het moment dat Mien verkeert in situaties waarin ze kan kopen, raadpleegt ze een lijstje ( op papier of gememoriseerd) van andere mogelijke activiteiten in die situatie. Op het moment dat ze herinnerd wordt aan de mogelijkheid iets te kopen, raadpleegt ze een lijst je van andere dingen die ze nu kan gaan doen en die haar afleiden.
a. geassocieerde prikkels
b. belonende effecten verslavingsgedrag
c. concurrerende bezigheden
d. verleiding situaties
c. concurrerende bezigheden
Welke ingang tot alcoholverslavingsbeheersing kies je, als je gebruikmaakt van Disulfiram of naltrexon?
a. de toekomstgerichtheid vergroten
b. bekrachtigingsschema onaantrekkelijker maken
c. beloningswaarde van de gedragseffecten van alcoholconsumptie reduceren
D. de verleiding situatie onaantrekkelijker maken
c. beloningswaarde van de gedragseffecten van alcoholconsumptie reduceren
hoe moet het bekrachtigingsschema eruit zien, wil dat de kans op gokverslaving behoorlijk vergroten?
a. dat maakt niet uit, Het is toch een kwestie van aanleg
b. Het moet in het begin vaak beloond worden, dan geleidelijk aan minder vaak beloond worden
c. het moet in het begin soms beloond worden en dan geleidelijk steeds vaker beloond worden
d. het moet in het begin vaak beloond worden en die frequentie handhaven
b. Het moet in het begin vaak beloond worden, dan geleidelijk aan minder vaak beloond worden
herken hieronder drie oorzaken van verminderd kostenbesef
- de zwakbegaafde 30 jarige man Bob keek iedere keer weer op zijn neus, als hij de rest van de week op een droogje zat, omdat hij weer al zijn zak geld in een keer had vergokt
- de ouders van Bob hadden hem altijd behoed voor gedrag dat hem in problemen had kunnen brengen, en zo niet, dan hadden ze de door hem veroorzaakte problemen altijd opgevangen
- Claartje geloofde niet een betere kansen bij de jongens, als ze de lekkere hapjes zou weerstaan waarvan ze zo dik werd. en ze had er al in berust dat er voor haar toch geen baan voor haar was weggelegd wegens onrepresentatief uiterlijk
a. 1. onvoldoende training in toekomstgerichtheid 2. mentale beperking 3. niets te verliezen hebben
b. 1. mentale beperking 2 onvoldoende training in toekomstgerichtheid 3 niets te verliezen hebben
c. 1. niets te verliezen hebben 2 onvoldoende training een toekomstgerichtheid 3 mentale beperking
d. 1. mentale beperking 2. niets te verliezen hebben. 3 onvoldoende training in toekomstgerichtheid
B.1. mentale beperking 2 onvoldoende training in toekomstgerichtheid 3 niets te verliezen hebben
Wat is een voorbeeld van negatieve bekrachtiging, wat van positieve bekrachtiging?
- Jan nam een slok.”Zo, dat smaakte! Dat smaakt naar meer!” De wijn streelde zijn papillen en neus, en de alcohol verwarmde zijn lijf
- Piet nam een slok, en nog een, één en nog een. en ver weg waren de visioenen van een toekomst als een zwarte tunnel, waarin hij aan de zijde van echtgenote Marianne een uitzichtloos bestaan zou lijden
- De ADHD-er merkte dat de chaos in zijn hoofd afnam als hij cocaïne snoof
a. 1. positieve bekrachtiging, 2. negatieve bekrachtiging, 3. negatieve bekrachtiging
b. 1. negatieve bekrachtiging 2. positieve bekrachtiging 3. positieve bekrachtiging
c. 1. positieve bekrachtiging 2. negatieve bekrachtiging 3. positieve bekrachtiging
d. 1. negatieve bekrachtiging 2. positieve bekrachtiging 3. negatieve bekrachtiging
a.1. positieve bekrachtiging, 2. negatieve bekrachtiging, 3. negatieve bekrachtiging
welk begrip past bij de volgende verschijnselen? Waarom heet dat zo?
- rond negen uur 30 ‘s ochtends kreeg Pim steevast en duf gevoel in zijn hoofd en de neiging om te gapen, dat bijna opslag verdween als hij de eerste slokken van zijn ochtendkoffie had genomen
- tegen de tijd dat zijn borrel uur aan brak, begon Roelof echt te snakken naar zijn glaasje gezondheid
a. Pim onthoudingsverschijnselen, Roelof ontwenningsverschijnselen
b. Pim onthoudingsverschijnselen, Roelof onthoudingsverschijnselen
c. Pim tolerantie, Roelof tolerantie
d. Pim tolerantie, Roelof onthoudingsverschijnselen
b. Pim onthoudingsverschijnselen, Roelof onthoudingsverschijnselen
wat is de implicatie van onthoudingsverschijnselen voor verslaving?
a. Ze maakt deze des te sterker, want naast de positieve bekrachtiging komt er nu ook negatieve bekrachtiging
b. Ze maakt deze zwakker, want de positieve bekrachtiging wordt nu overvleugeld door negatieve bekrachtiging
c. Ze maakt Deze des te sterker, want naast de negatieve bekrachtiging komt er nu ook nog een positieve bekrachtiging
d. Ze maakt deze des te sterker, want naast de positieve bekrachtiging komt er nog een extra positieve bekrachtiging
a. Ze maakt deze des te sterker, want naast de positieve bekrachtiging komt er nu ook negatieve bekrachtiging
Benoem de onderstaande factoren die bijdragen aan Psychologische onthoudingsverschijnselen:
- Theo vond het maar een onwennig gevoel in het café, nu hij in overleg met het CAD van de gokautomaten af bleef. Hij wist niet goed wat hij hier nu te zoeken had.
- Winnie moest zich bedwingen om niet gewoontegetrouw na het vrijen een sigaret op te steken
- Als hij na zijn taken om 21.30 uur achter de tv neerstreek, kreeg Dick altijd onbedaarlijk zin in chips, nootjes, toast met kaas e d
a. Theo operante conditionering, Winnie klassieke conditionering, Dick ontwenning van mogelijke andere activiteit
b. Theo ontwenning van mogelijke andere activiteit, Winnie klassieke conditionering, Dick operante conditionering
c. Theo klassieke conditionering, Winnie operante conditionering, Dick ontwenning van mogelijke andere activiteit
d. Theo ontwenning van mogelijke andere activiteit, Winnie operante conditionering, Dick klassieke conditionering
d.Theo ontwenning van mogelijke andere activiteit, Winnie operante conditionering, Dick klassieke conditionering
Wat wordt bedoeld met compensatoire processen in relatie tot lichamelijke verslaving?
a. processen waarmee je toch kunt functioneren ondanks je verslaving
b. processen die de kater tegengaan
c. processen die tegengesteld werken aan de werking van ingenomen substanties
d. ontwenningsprocessen
c. processen die tegengesteld werken aan de werking van ingenomen substanties
Wat hebben compensatoire processen te maken met verslaving?
a. ze verzachten onthoudingsverschijnselen, vergroten de tolerantie voor de stof
b. ze verzachten de onthoudingsverschijnselen, verkleinen de tolerantie voor de stof
c. zijn veroorzaken/ versterken de onthoudingsverschijnselen, vergroten de tolerantie voor de stof
d. ze veroorzaken/ versterken de onthoudingsverschijnselen, verkleinen de tolerantie voor de stof
c. zijn veroorzaken/ versterken de onthoudingsverschijnselen, vergroten de tolerantie voor de stof