Samenvatting Klinische psychologie Examen 1 Flashcards

1
Q

( Hoofdstuk 7 )
Hoe noem je een fobie voor grote, open ruimten, leeg dan wel bevolkt met een massa mensen, bijv. straten, pleinen, warenhuizen, stadions?

a. enkelvoudige fobie
b. claustrofobie
c. agorafobie
d. sociale fobie

A

c.agorafobie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

( Hoofdstuk 7 )
Op grond van welke aspect roepen situaties zoals straten ver van huis, lege pleinen, drukke warenhuizen, met massa bevolkte stadions, bioscopen, reusachtige supermarkten, woestijn- of ijs-landschappen e.d. volgens van Zuuren bij bepaalde mensen onbehagen, houvast-verlies, depersonalisatie op?

a. het anonieme, het gebrek aan bevestiging van je identiteit
b. de letterlijke en figuurlijke bewegingsbeperking
c. de overmaat aan prikkels
d. de (verondersteld) kritische blikken van anderen

A

a. het anonieme, het gebrek aan bevestiging van je identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

(Hoofdstuk 7)
Wat is existentiële angst? (7.1)

a. angst op basis van lanqdurige stress
b. een angststoornis
c. objectloze angst
d. angst voor ondermijning van het zinvolle voortbestaan

A

d. angst voor ondermijning van het zinvolle voortbestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

(Hoofdstuk 7)
Er worden vier criteria voor de diagnose “fobie” genoemd. Welke hoort er niet bij?

a. de vermijding komt in conflict met de tendens de situatie wél te betreden.
b. deze zijn betrekkelijk onschuldig of onschadelijk
c. ze worden om die reden passief vermeden
d. ze worden om die reden actief vermeden
e. een categorie objecten/situaties roept sterke angst op

A

d. ze worden om die reden actief vermeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

( Hoofdstuk 8 )
De lichamelijke ongemakken bij hyperventilatie ontstaan door:

a. verhoging van het CO2 gehalte in het bloed relatief zuur bloed)
b. teveel zuurstof inademen
c. verlaging van het CO2 gehalte in het bloed (relatief basisch bloed)
d. te weinig zuurstof inademen

A

c. verlaging van het CO2 gehalte in het bloed (relatief basisch bloed)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

( Hoofdstuk 4 )
Hoe is de volgorde van emoties waarlangs de cyclus in emotionele verwerking zigzagt?

a. verbijstering - angst - woede - wanhoop - verdriet - depressie - vervlakking
b. verbijstering - woede - wanhoop - angst - verdriet - depressie - vervlakking
c. verbijstering - woede - angst - verdriet - wanhoop - depressie - vervlakking
d. verbijstering - woede - angst - wanhoop - verdriet - depressie - vervlakking

A

d. verbijstering - woede - angst - wanhoop - verdriet - depressie - vervlakking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

( Hoofdstuk 13 )
Benoem het onderstaande verschijnsel:

-Elke keer als de dokter zijn leesbril op of afzette, zette de patiënt zijn denkbeeld liggen leesbril ook op en af

a. perseveraties
b. stupor
c. mutisme
d. echopraxia
e. echolalia
f. maniërisme

A

d. echopraxia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

( Hoofdstuk 16 )

Welke van de onderstaande typeringen zijn van toepassing op de’ borderline’ persoonlijkheidsstoornis

  1. hallucinatieachtige ervaringen
  2. oneerlijkheid, zoals bijvoorbeeld herhaaldelijk liegen, valsheid in geschrifte, oplichting, en dat alles ten eigen bate
  3. gaat soms over tot zelfverwonding, dreigt nogal eens met zelfmoord
  4. Instabiel in gemoedstoestand, sociale relaties en zelfbeeld
  5. heeft fantasieën over onbeperkt succes, macht, briljantheid, schoonheid of ideale liefde
  6. wordt geplaagd door verliesangst
  7. leest verborgen vernederende of bedreigende betekenissen in onschuldige opmerkingen of gebeurtenissen
  8. heeft een aanhoudende onzekerheid over de eigen identiteit
  9. ontoepasselijk seksueel verleidelijk of provocatief gedrag In de omgang met anderen
  10. vertoont onder meer zelf schade impulsiviteit en roesmiddelengebruik

a. 3, 4, 6, 8, 10
b. 1, 2, 3, 4, 7
c. 3, 5, 6, 8, 9
d. 2, 4, 6, 7, 8

A

a. 3, 4, 6, 8, 10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

( Hoofdstuk 15 )
Wat is een voorbeeld van koopverslavingsbeheersing van Mien door aanpak van de verleiding situaties c.q. aanpak van de geassocieerde prikkels (‘ geheugensteuntjes’)?

  1. Mien plakte een sticker op de brievenbus: geen ongeadresseerd drukwerk, geen huis aan huisbladen
  2. Haar man schreef Wehkamp aan geen catalogus meer te sturen
  3. Mien vermeed winkelstraten als haar man er niet bij was en als de winkels open waren
  4. Mien liet haar pasjes thuis en nam nooit meer dan 50 euro mee, als ze de stad in ging

a. verleiding situatie: een, 3 en 4; geassocieerde prikkels: 2
b. verleiding situatie: een, 2 en 4; geassocieerde prikkels: 3
c. verleiding situatie: 2, 3 en 4; geassocieerde prikkels: 1
d. verleiding situatie: een, 2 en 3; associëren prikkels: 4

A

c. verleiding situatie: 2, 3 en 4; geassocieerde prikkels: 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

( Hoofdstuk 12 )
Van wat voor soort dwangstoornis is in het voorbeeld hieronder sprake?

  • Mina moet heel precies lucifers, aanstekers, flessen spiritus en bleekwater e.d. opruimen, uit angst dat het haar schuld zal zijn als iemand brand sticht of vergiftigd wordt. Ze moet de houdbaarheidsdatum van voedsel overdreven inspecteren, uit angst anderen bedorven eten te serveren.

a. smetvrees
b. onheilsangst
c. netheidsdwang
d. precisiedwang

A

b. onheilsangst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

( Hoofdstuk 9 Aan wat voor seksuele afwijking is het voorbeeld hieronder verwant?

  • Van Dalen kan alleen maar seks bedrijven met bewusteloze en door slaapmiddel verdoofde vrouwen

a. partialisme
b. necrofilie
c. coprafilie
d. zoofilie

A

b. necrofilie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

( Hoofdstuk 6 )
Herken in het voorbeeld de factoren die het ontstaan van vandalisme, molesteren e.d. bevorderen.

  • De hooligans genoten bij voorbaat van de krantenkoppen en tv-beelden die hun voorgenomen treffen met de fans van Glasgow Rangers zouden opleveren.

a. motivationele factoren (in termen van bestaansinvulling, -bevestiging, zelfbevestiging)
b, emotionele factoren (wat rommelt er in de persoon in reactie op frustraties)
c, geringe aanwezigheid van wat normaliter remmend werkt
d. uitlokkende factoren (in dit geval extern)

A

a. motivationele factoren (in termen van bestaansinvulling, -bevestiging, zelfbevestiging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly