Hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

Hoofdstuk 1

Hoe wordt het onderwerp van de klinische psychologie genoemd?

a. pathologische gedrag
b. afwijkendgedrag
c. problematisch gedrag
d. onrealistisch gedrag

A

c. problematisch gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoofdstuk 1

Is rouw een onderwerp voor de klinische psychologie?

a. ja, want dit gedrag is pathologisch
b. nee, want het is heel normaal om te rouwen na zwaar verlies
c. ja, want dit gedrag is op zijn minst problematisch
d. nee, want rouw is per definitie niet pathologisch

A

c. ja, want dit gedrag is op zijn minst problematisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoofdstuk 1

Is het gedrag van hooligans een onderwerp voor de klinische psychologie?

a. nee, want het is meer iets voor de criminologie
b. ja, want de hooligan lijdt onder zijn eigen abnormale gedrag
c. ja, want het is in ieder geval problematisch voor de gemeenschap
d. nee, want sport heeft sowieso niets met klinische psychologie te maken

A

c. ja, want het is in ieder geval problematisch voor de gemeenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoofdstuk 1

Als je zegt: “niet de zog, patiënt is abnormaal, maar de maatschappij waarin hij leeft is abnormaal”, wat voor criterium voor abnormaal hanteer je dan?

a. een norm voor goed functioneren
b. de maatschappelijke norm
c. een statistische norm
d. een norm voor persoonlijke ontplooiing

A

a. een norm voor goed functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoofdstuk 1

Waar is het volgende een voorbeeld van? 1.2 Jansen kropte altijd zijn agressie op, maar een week geleden meende hij opeens een stem te horen die hem gebood zondige mensen uit te roeien. Daarna heeft hij 3 prostituees omgebracht, voor de politie hem greep. Waar is dit een voorbeeld van?

a. neurose,
b. psychose
c. psychopathie
d. criminaliteit

A

b. psychose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoofdstuk 1

Waarom is in de vorige vraag het door u gekozen antwoord het juiste? (1.2)

a. omdat op dat moment zijn gedrag desorganiseert en hij hallucinaties krijgt
b. omdat de gewetensfunctie nu uitgeschakeld is
c. omdat hij eerst alles opkropte
d. omdat de gewetensfunctie eerst werkzaam was

A

a. omdat op dat moment zijn gedrag desorganiseert en hij hallucinaties krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoofdstuk 1

Welke “dwingheer” komt in het volgende voorbeeld in de knel?: “Omdat Geert geen geld had om zijn telefoon op te laden, haalde hij het maar uit de portemonnee van zijn zusje. die verdiende toch geld zat.”

a. het Ik (aanpassingsvermogen)
b. de realiteit
c. de motivationele basis voor het gedrag
d, het geweten

A

d, het geweten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoofdstuk 1

Wat was de verdienste van Emil Kraepelin?

a. een nauwkeurige definitie van de posttraumatische stress-stoornis
b. vervanging van de onjuiste term dementia praecox door de treffendere term schizofrenie
c. medewerking aan de editie I van het Diagnostic and Statistic Manual of Mental Disorders
d. de eerste systematische ordening en definiëring van pathologische verschijnselen

A

d. de eerste systematische ordening en definiëring van pathologische verschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoofdstuk 1

Wat is DSM-IV?

a. een 19’-eeuwse indeling van psychiatrische onderwerpen
b. een systematische classificatie van pathologische en problematische gedragsfenomenen, breed gedragen
c. de indeling van lichamelijke en geestelijke stoornissen, voorgesteld
d. door de wereldgezondheidsorganisatie Freuds psychoanalytische indeling van de abnormale fenomenen

A

b. een systematische classificatie van pathologische en problematische gedragsfenomenen, breed gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoofdstuk 1

Problematisch en pathologisch gedrag is volgens het kader uit deze cursus veelal een reactie op :

a. verstikkenderelaties
b. abnormale veranderingen in de hersenen
c. alledaagseproblemen
d. ondermijningen van het zinvolle voortbestaan

A

d. ondermijningen van het zinvolle voortbestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoofdstuk 1

Van de onderstaande reacties op ernstige problemen zijn er drie in principe normaal en onontbeerlijk, alhoewel ze abnormale vormen kunnen aannemen. Voor welke van de onderstaande 4 reacties gaat dat nu juist niet op?

a. emotionele reacties
b. opgeven van falend of on lucratief gedrag
c. regressie: terugval op een onrijper niveau van functioneren
d. instrumentele reacties: iets aan de situatie proberen te doen

A

c. regressie: terugval op een onrijper niveau van functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoofdstuk 1

Voor de 22-jarige Vera is het verlies van haar vader door ziekte een smartelijke gebeurtenis, die ze langzaam maar zeker verwerkt. - De even oude Annette (geen zusje) weet na het verlies van haar vader niet goed meer hoe ze verder kan en moet leven; ze is wanhopig en angstig. Wat is de waarschijnlijke oorzaak van het verschil in verwerking tussen Vera en Annette?

a. Vera heeft een uitgebreid gedragsrepeftoire en meerdere houvasten,
b Annette heeft een beperkt gedragsrepertoire en maar weinig houvasten.
c. noch 1 noch 2 is waar
d. 1 en 2 zijn beide waar

A

d. 1 en 2 zijn beide waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoofdstuk 1

Jan is onhandig, on technisch, onsportief, verlegen, non-assertief en naïef - Piet heeft het gevoel dat anderen alles beter weten en kunnen dan hij, en dat een ander altijd leuker en bijzonderder wordt gevonden dan hij Wat zegt dit over het gedragsrepertoire van Jan en Piet?

a. Piet heeft een gebrekkig gedragsrepertoire, Jan een fundamentele repertoire deficiëntie
b. zowel Jan als Piet hebben een gebrekkig gedragsrepertoire
c. zowel Jan als Piet zijn behept met een fundamentele repertoire deficiëntie
d. Jan heeft een gebrekkig gedragsrepeftoire, Piet een fundamentele repeftoi redeficiëntie

A

d. Jan heeft een gebrekkig gedragsrepeftoire, Piet een fundamentele repeftoi redeficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoofdstuk 1

Er worden 3 manieren genoemd waarop een gebrekkig gedragsrepertoire de kans op een bestaansaantasting vergroot? Welke behoort daar niet toe?

a, een vergrote kwetsbaarheid door een minder solide bestaansopbouw,

b. vicieuze cirkels en negatieve spiralen
c. slechte aanpassing aan ingrijpende veranderingen
d. een grotere waarschijnlijkheid van ongunstige veranderingen in omstandigheden

A

b. vicieuze cirkels en negatieve spiralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoofdstuk 1

Jan is toen hij in scheiding lag, overmatig gaan drinken. Door het drankmisbruik verloor hij zijn werk. Door deze ellende ging hij nog eens extra drinken. Daardoor kwam hij in financiële problemen, hij verloor zijn vrienden en zijn kinderen wilden niet meer naar hem toe. Hij kon ze trouwens toch niet ontvangen en fêteren.Daardoor greep hij des te meer naar zijn enige troost: bier en jenever. Ook al omdat hij last kreeg van onthoudingsverschijnselen, als hij een paar uur niet gedronken had. Hoe wordt deze wijze van verbandlegging in het voorbeeld getypeerd?

a. emotionele problemen
b. regressie
c. bestaansaantasting
d. vicieuze cirkels en negatieve spiralen

A

d. vicieuze cirkels en negatieve spiralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoofdstuk 1

Is het drankgebruik van Jan in dit late stadium nog steeds een symptoom van de emotionele problemen waarmee het allemaal begon?

a. nee, want de rol van een gebrekkig gedragsrepertoire is duidelijk te onderkennen b. ja, maar tevens van een fundamentele repertoire deficientie
c. Nee, het is nu functioneel autonoom geworden
d. ja, want de ellende is minder dan ooit te overzien

A

d. ja, want de ellende is minder dan ooit te overzien