Hoofdstuk 5 Flashcards

1
Q

In welk opzicht zijn de volgende drie depressies abnormaal? 5.1

a. De zwaarmoedige Jansen beweerde bij hoog en bij laag dat hij al dood was en in de hel zat
b. Twee jaar na zijn scheiding was Pietersen nog steeds depressief
c. Er hoefde maar iemand een vervelende opmerking te maken, of Ella zat weer uren in de put

a, 1. te lang, 2. bizar,3. te vaak, te gemakkelijk

b. 1. te vaak, te gemakkelijk, 2. te lang, 3. bizar
c. 1. bizar,2. te lang, 3. te vaak, te gemakkelijk
d. 1. bizar,2. te vaak, te gemakkelijk, 3. te lang

A

b. 1. te vaak, te gemakkelijk, 2. te lang, 3. bizar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat heeft geleerde hulpeloosheid(of-machteloosheid)
te maken met het te lang gaan duren van sommige depressies? 5.1

a. als depressies te lang gaan duren voelt men zich pas goed hulpeloos (machteloos)
b. is een in de vroege jeugd aangeleerde predispositie tot langdurige depressies
c. als depressies lang gaan duren, lukt niets meer, en dat leidt tot
geleerde hulpeloosheid
d. na depressief makende ervaringen van machteloosheid gaat men niet meer tot actie over

A

d. na depressief makende ervaringen van machteloosheid gaat men niet meer tot actie over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke van de negatieve spiralen in depressie is herkenbaar in het volgende voorbeeld?

-Kennissen en vrienden gingen Nelleke mijden, omdat ze genoeg kregen van haar negatieve interpretaties en lusteloosheid. 5.1

a. mogelijkheden tot verbetering niet meer aangrijpen, dus ook uitblijven van bekrachtiging, dus geen herstel van de motivatie
b. niet ingrijpen in negatieve ontwikkelingen, met als gevolg dat de levenssituatie verder verslechtert
c. het zelfdestructieve gedrag werkt ongunstige ontwikkelingen in de hand
d. de wanverhouding tussen investering en resultaat wordt hoe langer hoe groter

A

c. het zelfdestructieve gedrag werkt ongunstige ontwikkelingen in de hand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke van de negatieve spiralen in depressie is herkenbaar in het volgende voorbeeld? 5.1

  • Het regende dwangbevelen in de brievenbus m.b.t. onbetaalde rekeningen, maar Jaspers kon zich er maar niet toe zetten er gehoor aan te geven. Hij werd er alleen maar nog depressiever van.

a. mogelijkheden tot verbetering niet meer aangrijpen, dus ook uitblijven van bekrachtiging, dus geen herstel van de motivatie
b. niet ingrijpen in negatieve ontwikkelingen, met als gevolg dat de levenssituatie verder verslechtert
c. het zelfdestructieve gedrag werkt ongunstige ontwikkelingen in de hand
d. de wanverhouding tussen investering en resultaat wordt hoe langer hoe groter

A

b. niet ingrijpen in negatieve ontwikkelingen met als gevolg dat de levenssituatie verder verslechtert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke van de negatieve spiralen in depressie is herkenbaar in het volgende voorbeeld? 5.1

  • Hoe langer de depressieve Verhagen in zijn holletje bleef zitten, hoe lamlendiger hij werd.

a. mogelijkheden tot verbetering niet meer aangrijpen, dus ook uitblijven van bekrachtiging, dus geen herstel van de motivatie
b. niet ingrijpen in negatieve ontwikkelingen, met als gevolg dat de levenssituatie verder verslechtert
c. het zelfdestructieve gedrag werkt ongunstige ontwikkelingen in de hand
d. de wanverhouding tussen investering en resultaat wordt hoe langer hoe groter

A

a. mogelijkheden tot verbetering niet meer aangrijpen, dus ook uitblijven van bekrachtiging, dus geen herstel van de motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt het Munchhausenprincipe (van motivatie) in? (5.1)

a. in langdurige depressie moet je jezelf bij wijze van spreken een schop onder het achterwerk geven
b. de energie voor het handelen wordt gecreëerd door het handelen
c. je moet eerst energie hebben voor je kunt handelen
d. iangdurige depressie is een moeras waaruit je jezelf aan je haren omhoog moet trekken

A

b. de energie voor het handelen wordt gecreëerd door het handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Aan welk principe van de drie negatieven spiralen in depressie draagt het Münchhausenprincipe bij? 5.1

a. als je niet ingrijpt in negatieve ontwikkelingen is het gevolg dat de levenssituatie verder verslechtert
b. de wanverhouding tussen investering en resultaat wordt hoe langer hoe groter
c. Als je mogelijkheden tot verbetering niet meer aangrijpt, blijft bekrachtiging uit en is er dus geen herstel van de motivatie
d. het zelfdestructieve gedrag wekt dergelijke ongunstige ontwikkelingen in de hand.

A

c. Als je mogelijkheden tot verbetering niet meer aangrijpt, blijft bekrachtiging uit en is er dus geen herstel van de motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gaat op voor de depressie in het volgende voorbeeld? 5.1

-Dat van Grindt na pensionering depressief werd, was te begrijpen, want hij had daarvoor alleen maar voor zijn werk geleefd. Maar dat hij na 2 jaar nog steeds niet opgeknapt was, bevreemdde de buitenstaander. Zijn gezin wrong zich in bochten om hem maar niet te ontrieven en te ergeren, en het leek wel alsof hij daar nog plezier in had ook.

a. de depressie is instrumenteel geworden
b. de depressie is vervlakt
c. de depressie moet in dit stadium biochemisch verklaard worden
d. de depressie is gebleven dankzij een restant gerichtheid op
belangrijke doelen

A

a. de depressie is instrumenteel geworden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke van de voorbeelden is een endogene depressie, welke een exogene? 5.2

a. Eens in de zoveel tijd werd Vanbockrijk zwaarmoedig; na een maand of 3 krabbelde krabbelde hij daar dan weer uit op
b. Na zijn scheiding was Reynders een half jaar depressief, voornamelijk vanwege het gemis van zijn kinderen

a. 1 endogeen, 2 exogeen
b. 1 en 2 exogeen
c. 1 exogeen, 2 endogeen
d. 1 en 2 endogeen

A

d. 1 en 2 endogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke van de volgende factoren die overmatig depressief reageren in de hand werken, is werkzaam in dit voorbeeld? 5.2

Jan Beste boer liet altijd alles over zijn kant gaan en gaf nooit eens een grote mond. Hem werd dan ook nogal eens onrecht gedaan, en dan zat hij altijd gelijk in de put

a. onverwerkte emotionele problemen
b. te smalle bestaansbasis
c. agressieremming
d. chronisch te laag niveau van bestaansbevrediging

A

c. agressieremming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke van de volgende factoren die overmatig depressief reageren in de hand werken, is werkzaam in dit voorbeeld? 5.2

Nadat ook haar zoon uit huis gegaan was, redde weduwe Gelder zich nog een hele tijd manmoedig met kaartclubje, bejaardensoos, handwerkclubje, bezoekjes aan de kinderen enz., maar op den duur begon ze steeds lamlendiger te worden en tenslotte zat ze in een diepe depressie.

a. onverwerkte emotionele problemen,
b, te hoge verwachtingen,
c. agressieremming,
d. chronisch te laag niveau van bestaansbevrediging.

A

d. chronisch te laag niveau van bestaansbevrediging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke van de volgende factoren die overmatig depressief reageren in de hand werken, is werkzaam in dit voorbeeld? 5.2

Marlene was “van Kopf bis Fuss auf Liebe eingestellt” maar dat betekende wel dat ze een week van de kaart was na een afwijzing.

a. chronisch laag niveau van bestaansbevrediging
b. te smalle bestaansbasis
c. agressieremming
d. onvoldoendeintimiteit

A

b. te smalle bestaansbasis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke van de volgende factoren die overmatig depressief reageren in de hand werken, is werkzaam in dit voorbeeld? 5.2

Van november tot januari was Larsson altijd depressief. Maar sinds hij lichttherapie onderging, bleef het tot 2 weken beperkt

a. Fysieke factoren,
b. te smalle bestaansbasis,
c. agressieremming,
d. chronisch te laag niveau van bestaansbevrediging.

A

a. Fysieke factoren,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kan een postnatale (postpartum) depressie te herleiden zijn op een wanverhouding tussen investering en resultaat? 5.2

a. geen enkele baby maakt de ellende van zwangerschap en bevalling waar
b. onbewust vindt men dat de baby eerder lijden goed moet maken
c. hormonale factoren creëren een wanverhouding tussen investering en resultaat
d. de betreffende baby is toevallig te lelijk en te huilerig om de zwangerschap en bevalling te compenseren

A

b. onbewust vindt men dat de baby eerder lijden goed moet maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom leidt agressieremming volgens het boek vaak tot depressie? 5.2

a. omdat agressie het negatief is van depressie (en v.v.)
b. omdat je dan machteloos staat tegenover de inbreuken op je intermenselijke betrekking
c. omdat je bekaf wordt van het voortdurend onderdrukken van je agressie
d. omdat de agressie dan maar naar binnen gekeerd wordt (=depressie)

A

b. omdat je dan machteloos staat tegenover de inbreuken op je intermenselijke betrekking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom leidt assertiviteitstraining bij agressiegeremde mensen vaak tot vermindering van depressie? 5.2

a. assertiviteit is onverenigbaar met depressie
b. assertiviteitstraining maakt ook de agressie los
c. de agressie wordt nu eindelijk naar buiten gericht
d. training in assertiviteit geeft hun tegen het inbreuk maken door anderen wapens in handen

A

d. training in assertiviteit geeft hun tegen het inbreuk maken door anderen wapens in handen

17
Q

Waarom komen sommige depressieve mensen tot zelfdestructief gedrag? 5.2

a. depressie is immers naar binnen gerichte agressie
b. ze geven zichzelf de schuld van hun erbarmelijke toestand, en dat roept een behoefte aan zelf afstraffing op
c. door zichzelf kapot te maken straffen ze langs een omweg toch de medemens
d. ze moeten hun gram toch ergens halen en buiten durven ze het niet

A

b. ze geven zichzelf de schuld van hun erbarmelijke toestand, en dat roept een behoefte aan zelf afstraffing op

18
Q

Van welke van de 3 soorten pathologische depressies is in de onderstaande voorbeelden sprake? 5.3

a. De zwaar depressieve Leurs was ervan overtuigd dat er een kwalijke werking van hem uitging, waar anderen schade van ondervonden.
b. Ingenieur Lefeber was bij tijden vermoeiend druk. Hij bleef dan tot sluitingstijd in de kroegen hangen en tapt aan de lopende band grappen. ‘s morgens stond hij dan toch vroeg op en deed met veel bravoure zijn taken. Na een paar maanden zakte hij in en was dan voorlopig weer even stil en teruggetrokken.
c. Mevr. Schrever leefde al maanden figuurlijk in de nacht. Ze zag geen uitweg, geen mogelijkheden, had diverse pijnen en angsten en kwam tot niets, klaagde en huilde veel , en zag tegen de dag op als een berg.

a. 1. psychotisch, 2. manisch-depressief, 3. zware depressie.
b. 1, psychotisch, 2.’zware depressie., 3. manisch-depressief,
c. 1. manisch-depressief, 2. psychotisch, 3. zware depressie.
d. L. zware depressie, 2. psychotisch, 3. manisch-depressief,

A

a. 1. psychotisch, 2. manisch-depressief, 3. zware depressie.

19
Q

Geleerde machteloosheid (hulpeloosheid) is 1) aangehaald om het chronisch worden van reactieve depressies te verklaren, maar is 2) ook aangevoerd als bijdragend aan te frequente depressie. Is er verschil tussen beide? 5.4

a. de eerste is recent ontstaan uit de ervaringen die rechtstreeks tot de depressie geleid hebben, de tweede is Ín de vroege kindertijd ontstaan
b. de eerste is in de vroege kindertijd ontstaan, de tweede is recent ontstaan uit de ervaringen die rechtstreeks tot de depressie geleid
hebben
c. nee, geen verschil: beide zijn recent ontstaan uit de ervaringen die rechtstreeks tot de depressie geleid hebben
d. nee, geen verschil: beide zijn in de vroege kindertijd ontstaan

A

a. de eerste is recent ontstaan uit de ervaringen die rechtstreeks tot de depressie geleid hebben, de tweede is Ín de vroege kindertijd ontstaan

20
Q

Welk kind in de onderstaande voorbeelden loopt meer kans op “geleerde hulpeloosheid”? 5.4

a. Jantje werd wel streng opgevoed door zijn ouders, maar als hij zijn best gedaan had of iets gepresteerd had, kreeg hij een gemeende pluim, en als hij iets echt niet wilde of aandurfde, dan drukten zijn ouders niet door. Pietje kon weinig goed doen bij zijn ouders, en als hij iets leuks met de andere jongens wilde doen, mocht hij het niet.
b. Jannekes ouders leefden noodgedwongen sober, maar als Janneke dolgraag iets wilde hebben, waren ze niet te beroerd om hutje bij mutje te leggen. Verder mocht ze naar hartenlust spelen met alle rommel die er in en om het huis te vinden was, en daarin was ze bepaald creatief geworden. Nelleke kreeg vaak speelgoed en werd vaak verwend met snoep, chips en laat tv kijken, maar alleen als haar moeders pet er naar stond, nooit als ze erom vroeg.

a. Jantje en Janneke
b. Jantje en Nelleke
c. Pietje en Janneke
d. Pietje en Nelleke

A

d. Pietje en Nelleke

21
Q

Welk kind in de onderstaande voorbeelden loopt meer kans op “geleerde hulpeloosheid”? 5.4

a. Jantjes ouders overleden toen hij 2 was; daarna werd hij opgevoed door zijn opa en oma. Die waren nogal sturend en verbiedend. Zijn broer Pietjes was op dat moment 7; ook hij werd verder door deze opa en oma opgevoed.
b. Janneke mocht niet zelf uitmaken met welke kinderen ze speelde, welke boeken ze las, hoe ze haar vrije tijd doorbracht, e.d. Nellekes ouders waren nogal pietluttig wat betreft huis, auto en kleding, maar voor de rest mocht Nelleke binnen redelijke grenzen zelf doen waar ze zin in had.

a. Jantje en Nelleke
b. Pietje en Janneke
c. Jantje en Janneke
d, Pietje en Nelleke

A

c. Jantje en Janneke

22
Q

Welk kind in de onderstaande voorbeelden loopt meer kans op “geleerde hulpeloosheid”? 5.4

  • Als Jantje iets niet kon, lieten zijn ouders hem geruime tijd ermee worstelen. Als het dan nog niet lukte, hielpen ze hem een handje. En als Jantje tegen een nieuwe situatie opzag, sleepten ze hem toch mee: niet zo benauwd jongen, anders leer je niets.
  • Als Pietje iets niet kon, snelden zijn ouders hem te hulp. En als hij iets niet aandurfde, respecteerden zijn ouders dat.

a. Pietje, want zijn gedragsrepeftoire blijft beperkt, en daardoor staan hem later machteloosheidervaringen te wachten
b. Jantje, want zijn ouders laten hem lelijk in de steek
c. Jantje, want Pietje had veel meer controle over zijn ouders
d. Pietje, want Jantje kreeg met veel mislukkingen te maken

A

a. Pietje, want zijn gedragsrepeftoire blijft beperkt, en daardoor staan hem later machteloosheidervaringen te wachten

23
Q

Waarom leiden vooral ervaringen met greepverlies (oncontroleerbaarheid) in de vroege jeugd tot ernstige ‘geleerde machteloosheid” ? 5.4

a. omdat een jong kind nog slechts weinig eerdere, positieve, ervaring tegenover de nieuwe, negatieve ervaring kan zetten.
b. omdat een jong kind nu eenmaal kwetsbaar en afhankelijk is
c. omdat voor een kind zoveel situaties oncontroleerbaar zijn
d. omdat je in je jonge jaren het snelste leert

A

a. omdat een jong kind nog slechts weinig eerdere, positieve, ervaring tegenover de nieuwe, negatieve ervaring kan zetten.

24
Q

Wat gebeurt er met baby’s die een levendig en intiem contact met een verzorger maandenlang moeten ontberen? 5.4

a. zijn als peuter toch in staat om goed contact te leggen
b. zijn door het dolle als zo’n contact dan eindelijk wel tot stand komt
c. krijgen een angstige hechting
d. worden huilerig en afgewend, later stil en verstard (zog. anaclitische depressie)

A

d. ze worden huilerig en afgewend, later stil en verstard (anaclitische depressie)

25
Q

Wat wordt bedoeld met (causale) attributies? 5.5

a. het de schuld voor ellende buiten jezelf leggen
b. toeschrijvingen van je voor- en tegenspoed aan bepaalde oorzaken
c. toeschrijvingen van je depressie aan bepaalde oorzaken
d. eigenschappen van iets die oorzaak zijn van je voor- en tegenspoed

A

b. toeschrijvingen van je voor- en tegenspoed aan bepaalde oorzaken

26
Q

Typeer in 3 dimensies de volgende attributie: 5.5
“Ik heb deze partij verloren, omdat ik de tegenstander valse hoop wilde geven.”

a. extern, wisselend, specifiek
b. extern, stabiel, specifiek
c. intern,wisselend,globaal
d. intern, wisselend, specifiek

A

a. extern, wisselend, specifiek

27
Q

Typeer in 3 dimensies de volgende attributie: 5.5
“Katrien wilde met mij uit en niet met jou, omdat ik nu eenmaal een geluksvogel ben, Donald!”zei Guus Geluk

a, intern, stabiel, globaal

b. intern, wisselend, globaal
c. intern, wisselend, specifiek
d. extern, stabiel, specifiek

A

d. extern, stabiel, specifiek

28
Q

Typeer in 3 dimensies de volgende attributie: (5.5)
,,Men had het nu eenmaal op mij gemunt,’’ zei Joep.tegen de barkeeper als verklaring voor zijn complete mislukking in het bestaan’

a. extern, wisselend, globaal
b. extern, stabiel, globaal
c. intern, stabiel, globaal
d. intern, stabiel, specifiek

A

b. extern, stabiel, globaal

29
Q

Hoe liggen de mogelijke verbanden tussen attributiestijl en depressie in de volgende 2 voorb. 5.5

a. Als piet depressief is, is hij geneigd tegenslag als zijn eigen schuld te zien en voorspoed als pure mazzel.

B. Omdat hij zo dominant en remmend opgevoed was, was Piet geneigd tegenslag als zijn eigen schuld te zien en voorspoed als pure mazzel, en was er weinig voor nodig om hem depressief te maken.

maken.
a. 1. stijl en depressie beide gevolg van derde factor’ 2. stijl
veroorzaakt depressie
b. 1. depressie veroorzaakt stijl, 2. stijl en depressie beide gevolg van derde factor
c. 1. stijl veroorzaakt depressie, 2. stijl en depressie beide gevolg van derde factor
d.1.stijl veroorzaakt depressie,2. depressie veroorzaakt stijl.

A

b. 1. depressie veroorzaakt stijl, 2. stijl en depressie beide gevolg van derde factor

30
Q

De relatie tussen depressie en de attributiestijl “tegenspoed gevolg van eigen onbekwaamheid of slechtheid” was maar matig. Noem 3 redenen. 5.5

a, er zijn ook veel depressies ten gevolge van langdurige stress en dan speelt stijl geen rol

b. omdat de score op een vragenlijst ernaar de echte attributiestijl niet getrouw weergeeft
c. r zijn ook veel depressies ten gevolge van persoonlijk verlies en dan speelt stijl geen rol
d. Ook externe attributies kunnen depressief maken, als ze maar machteloosheid impliceren

A

b. omdat de score op een vragenlijst ernaar de echte attributiestijl niet getrouw weergeeft

31
Q

Herken de informatieverwerkingsfouten die Beck veronderstelt bij depressieve mensen:
“Die vrouw keek stug toen ik langs liep. Ze zal zich wel de meerdere voelen van mij.” 5.5

a. ongenuanceerd denken,
b. over generalisatie,
c. negeren positieve gegevens, benadrukken negatieve’
d. arbitraire conclusies,
e. negatieve gebeurtenissen met je zelf in verband brengen.

A

d. arbitraire conclusies

32
Q

Herken de informatieverwerkingsfouten die Beck veronderstelt bij depressieve mensen:
“Iedereen is altijd tegen mij” 5.5

a. ongenuanceerd denken,
b. over generalisatie,
c. negeren positieve gegevens, benadrukken negatieve’
d. arbitraire conclusies,
e. negatieve gebeurtenissen met je zelf inverband brengen.

A

a. ongenuanceerd denken

33
Q

Herken de informatieverwerkingsfouten die Beck veronderstelt bij depressieve mensen:
“Dat er ruzie uitbrak op het feestje van Marleen, was vast mijn schuld.” (Marleen is een kennis) 5.5

a. ongenuanceerd denken,
b. over generalisatie,
c. negeren positieve gegevens, benadrukken negatieve’
d. arbitraire conclusies,
e. negatieve gebeurtenissen met je zelf inverband brengen.

A

e. negatieve gebeurtenissen met jezelf in verband brengen

34
Q

Herken de informatieverwerkingsfouten die Beck veronderstelt bij depressieve mensen:
“De fles is al half leeg, nou is hij zo op.” 5.5

a. ongenuanceerd denken,
b. over generalisatie,
c. negeren positieve gegevens, benadrukken negatieve’
d. arbitraire conclusies,
e. negatieve gebeurtenissen met je zelf inverband brengen.

A

c. negeren positieve gegevens, benadrukken negatieve

35
Q

Herken de informatieverwerkingsfouten die Beck veronderstelt bij depressieve mensen:
“Marietjes wijst me af, dus geen enkele vrouw lust mij” 5.5

a. ongenuanceerd denken,
b. over generalisatie,
c. negeren positieve gegevens, benadrukken negatieve’
d. arbitraire conclusies,
e. negatieve gebeurtenissen met je zelf inverband brengen.

A

b. over generalisatie,

36
Q

Welke van de onderstaande psychofarmaca is een selectieve serotonine heropnameremmer (SSRI): 5.5

a. amitripytyline (Tryptizol)
b. fluoxetine (Prozac)
c. fenelzine
d. lithium

A

b fluoxetine (Prozac)

37
Q

Herken de psychologische behandelingsmethode bij depressie in onderstaand voorbeeld:

  • De huisgenoten worden geïnstrueerd om het depressieve gedrag van de cliënt te negeren, hun eigen gang te gaan, maar tegelijk gedrag dat op wat meer op normale interactie lijkt, alle aandacht te geven.

a. emotionele ontremming en - verwerking,
b. vaardigheidstrainingen,
c. omgevingsverandering
d. cognitieve therapie

A

c. omgevingsverandering