Samenvatting Klinische psychologie Examen 3 Flashcards

1
Q

Hoofdstuk 4 )
Wat is EMDR?

a. een oogtest
b. een manier om hypnose op te wekken
c. een gehoortest
d. een therapietechniek voor traumaverwerking

A

d. een therapietechniek voor traumaverwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

( Hoofdstuk 8 )
Wat draagt bij aan de uitdoving van de angst voor situatie X?

a. afstraffen van het vermijden van X
b. volharding in vermijden van X
c. gunstige ervaringen met situatie S
d. nieuwe, on-afgestrafte ervaringen met X

A

d. nieuwe, on-afgestrafte ervaringen met X

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

( Hoofdstuk 7 )
Hoe noem je een fobie voor grote, open ruimten, leeg dan wel bevolkt met een massa mensen, bijv. straten, pleinen, warenhuizen, stadions?

a. enkelvoudige fobie
b. claustrofobie
c. agorafobie
d. sociale fobie

A

c.agorafobie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

(Hoofdstuk 7)
Er worden vier criteria voor de diagnose “fobie” genoemd. Welke hoort er niet bij?

a. de vermijding komt in conflict met de tendens de situatie wél te betreden.
b. deze zijn betrekkelijk onschuldig of onschadelijk
c. ze worden om die reden passief vermeden
d. ze worden om die reden actief vermeden
e. een categorie objecten/situaties roept sterke angst op

A

d. ze worden om die reden actief vermeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

( Hoofdstuk 12 )
Van wat voor soort dwangstoornis is in het voorbeeld hieronder sprake?

  • Mina moet heel precies lucifers, aanstekers, flessen spiritus en bleekwater e.d. opruimen, uit angst dat het haar schuld zal zijn als iemand brand sticht of vergiftigd wordt. Ze moet de houdbaarheidsdatum van voedsel overdreven inspecteren, uit angst anderen bedorven eten te serveren.

a. smetvrees
b. onheilsangst
c. netheidsdwang
d. precisiedwang

A

b. onheilsangst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

( Hoofdstuk 13 )
Wat wordt bedoeld met ‘ totaal gerichtheidsverlies’?

a. het doelloos zwerven waar niet-opgenomen schizofreniepatiënten vaak te vervallen
b. zware depressie
c. het verloren hebben van alle actieve betrokkenheid bij enigerlei doel
d. extreme desoriëntatie in de ruimte en/of tijd

A

c. het verloren hebben van alle actieve betrokkenheid bij enigerlei doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

( Hoofdstuk 14 )
Interpreteer de somatische of hypochondrische waan( zeg er iets verklarends over)

a. concretisering en projectie van de sterke behoeften
b. concretisering van een onbestemde angst
c. ontkenning( loochening) van onverdraaglijk verlies/ tegenspoed
d. herattributie van onverteerbaar falen
e. Projectie( van onbestemde, onaanvaardbare mensen)

A

b. concretisering van een onbestemde angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

( Hoofdstuk 16 )
Herken van welke globale strategie van Horney in het voorbeeld hieronder sprake is:

  • Mieke hulde zich in een hooghartig stilzwijgen en trok er een nuffig gezicht bij, alsof ze mijlenver boven haar medestudenten verheven was, van wie ze niet wist hoe er aansluiting bij te zoeken

a. als ik me uit sloof, wil je me niet kwetsen
b. als je van me houdt, zul je me niet kwetsen
c. als ik macht heb, durf je me niet kwetsen
d. als ik me terugtrek, kun je mij niet kwetsen

A

d. als ik me terugtrek, kun je mij niet kwetsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

( Hoofdstuk 16 )
Herken de relationele houding, die Millon en Millon de kern achten van abnormale persoonlijkheidsstructuren, in het onderstaande voorbeeld: “ Als je van me houdt, zul je me niet kwetsen.”

a. onthecht
b. afhankelijk
c. onafhankelijk
d. dubbelslachtig

A

b. afhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

( Hoofdstuk 16 )
Herken de relationele houding, die Millon en Millon de kern achten van abnormale persoonlijkheidsstructuren, in het onderstaande voorbeeld:

-“ Enerzijds wil ik bij je in de smaak vallen, anderzijds wil ik boven je staan.”

a. onthecht
b. afhankelijk
c. onafhankelijk
d. dubbelslachtig

A

d. dubbelslachtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

( Hoofdstuk 9 )
Wat is nymfomanie en wat ligt er vaak aan ten grondslag?

a. Overmatig verlangen naar seks bij de vrouw; bron: hormonale afwijking
b. Overmatig verlangen naar seks bij de vrouw; bron: onuitputtelijke behoefte aan zelfbevestiging
c. Overmatig verlangen naar seks bij de man; bron: satysiasis
d. Overmatig verlangen naar seks bij de man bron: onuitputtelijke behoefte aan zelfbevestiging

A

b. Overmatig verlangen naar seks bij de vrouw; bron: onuitputtelijke behoefte aan zelfbevestiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

( Hoofdstuk 9 )
Waar op berust de volgorde van de diverse seksuele afwijkingen, waarin deze in deze cursus gepresenteerd worden?

a. de mate van pijn doen
b, volgt DSM-IV in dit opzicht
c. de mate van genot
d. het seksuele contact wordt steeds minder volledig en persoonlijk

A

d. het seksuele contact wordt steeds minder volledig en persoonlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

( Hoofdstuk 9 )
Wat zou de achtergrond van de necrofilie van Van Dalen kunnen zijn?

a. zelfbescherming tegen eigen sadisme
b. seksuele faalangst
c. sadisme
d. problemen met intimiteit (is bedreigend)

A

d. problemen met intimiteit (is bedreigend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

( Hoofdstuk 10 )
an wat voor stoornis zou onderstaand verschijnsel een indicatie kunnen zijn?

  • Piet merkte op een ochtend in een stressvolle periode dat hij geen controle meer over zijn arm had. Twee weken was dat nu al het geval. Volgens de arts was er neurologisch echter niets mis met hem.

a. dissociatiestoornis
b. conversiestoornis
c. theatrale persoonlijkheidsstoornis
d. psychosociale stoornis

A

b. conversiestoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

( Hoofdstuk 8 )
Wat betekent het begrip ‘functioneel autonoom’

a. Dat men de cliënt heropvoedt tot autonoom in relatie tot probleemgedrag ?
b. Dat het probleemgedrag in stand wordt gehouden of verergert, los van de factoren waarvan het oorspronkelijke en functie was.
c. Dat het probleemgedrag uit zichzelf een functie heeft gekregen
d. Dat het tot autonomie zien te krijgen van een cliënt uitermate functioneel is.

A

b. Dat het probleemgedrag in stand wordt gehouden of verergert, los van de factoren waarvan het oorspronkelijke en functie was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

( Hoofdstuk 11 )
Wat voor functie van het vermageringsstreven is herkenbaar in het volgende voorbeeld?

  • Eindelijk wist Marijke waar ze mee bezig was in het leven en waarom? Mooi slank worden, dat was nog eens wat anders dan dat zwabberen en zoeken wat ze tot nu toe gedaan had.

a. winnen van de machtsstrijd in het gezin
b. onderdrukking vraatzucht
c. doelgericht bezig zijn
d. slankheid als middel tot gewaardeerd worden

A

c. doelgericht bezig zijn

17
Q

( Hoofdstuk 7 )
Wat zou er achter hypochondrie kunnen zitten?

a. angstverschuiving
b. een traumatische ervaring
c. concretisering van een onbestemde angst
d. een gegeneraliseerde angststoornis

A

c. concretisering van een onbestemde angst

18
Q

( Hoofdstuk 6 )
Typeer onderstaande fenomenen:

  1. Jansen voelde met regelmaat de impuls zijn vrouw met een scherf te verwonden. Hij was daar heel bang voor en moest steeds controleren of er scherpe dingen waren, die hij dan vervolgens achter slot en grendel deed.
  2. Pietersen kreeg steeds weer de gedachte dat hij misschien wel scherven had laten slingeren thuis, waaraan zijn vrouw zich dan zou kunnen verwonden. Hij werd daar erg bang van en moest steeds met een smoesje opbellen om te controleren of alles nog goed was met haar.

a. 1 en 2 allebei obsessies
b. 1 en 2 allebei onheilsangst
c. 1 onheilsangst, 2 obsessie
d. 1 obsessie, 2 onheilsangst

A

d. 1 obsessie, 2 onheilsangst

19
Q

( Hoofdstuk 8 )
De lichamelijke ongemakken bij hyperventilatie ontstaan door:

a. verhoging van het CO2 gehalte in het bloed relatief zuur bloed)
b. teveel zuurstof inademen
c. verlaging van het CO2 gehalte in het bloed (relatief basisch bloed)
d. te weinig zuurstof inademen

A

c. verlaging van het CO2 gehalte in het bloed (relatief basisch bloed)

20
Q

( Hoofdstuk 4 )
Hoe is de volgorde van emoties waarlangs de cyclus in emotionele verwerking zigzagt?

a. verbijstering - angst - woede - wanhoop - verdriet - depressie - vervlakking
b. verbijstering - woede - wanhoop - angst - verdriet - depressie - vervlakking
c. verbijstering - woede - angst - verdriet - wanhoop - depressie - vervlakking
d. verbijstering - woede - angst - wanhoop - verdriet - depressie - vervlakking

A

d. verbijstering - woede - angst - wanhoop - verdriet - depressie - vervlakking