nefritisch syndroom Flashcards
karakteristieken nefritisch syndroom
leukocyten, macrofagen en granulocyten
hematurie
minder plassen
afname GFR
proteïnurie
hypertensie
Hoe onderscheid nefritisch van nefrotisch syndroom
met hematurie en snelheid achteruitgang GFR
pathofysiologie nefritisch syndroom
IgE’s binden aan antigeen. 2 van deze complexen binden aan C1q. C1q activeert membrane attack complex: boormachine in o.a. podocyten > proteïnurie
nefritisch syndroom
neerslaan immuuncomplexen onder endotheelcellen of als de leukocyten wel bij antigenen kunnen
neerslaan dichter bij bloed > grotere kans op nefritisch syndroom
nefrotisch syndroom
neerslaan antilichamen onder endotheelcellen doordat ze niet bij antigenen kunnen
anti-GBM
antistoffen gevormd tegen collageenkluwen van glomerulaire basaalmembraan. Als collegeenkluwen aan oppervlak komen, worden ze door IgE herkend als antigeen
poststreptokokken glomerulonefritis
streptokokken eiwitten lopen vast in basaalmembraan en geven daar ontsteking > sterk achteruitgaande nierfunctie
ziekte van Wegener
anti cytoplasmatische antilichamen die tegen cytoplasma van leukocyten werken. Hierdoor leukocyten onrustig. Als leukocyten aan deze antilichamen binden gaan ze in bloedbaan de wand in > vasculitis
lupus erythematodes SLE
antistoffen tegen DNA en compartimenten DNA
ziektebeeld afhankelijk van waar immuuncomplexen neerslaan