Nederlands - Les 1, 3 en 4 Flashcards

1
Q

Welke 5 literaire genres hebben we gezien?

A
  • psychologische roman
  • thriller
  • sciencefiction
  • fantasy
  • historische roman (oorlogsroman)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een psychologische roman?

A

Rent zich vooral op de gedachten en de gevoelens van het hoofdpersonage, dat meestal ook een ontwikkeling doormaakt.
Psychologische romans kennen vaak weinig actie en hebben een traag verteltempo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een thriller?

A

Een thriller is een spannend verhaal waarin de nadruk ligt opactie en gevaar. Daarnaast wordt het genre gekenmerkt door een hoog verteltempo en het opdrijven van de spanning.
Het hoofdpersonage is vaak een held die het gevaar trotseert. je hebt actiethrillers, spionagethrillers, politiethrillers, detectiveverhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe zijn sciencefiction verhalen?

A

Sciencefictionverhalen spelen zich af in een denkbeeldige, meestal in de toekomst gesitueerde tijd en ruimte.
Er wordt vaak gebruik gemaakt van nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe zijn fantasy verhalen?

A

Fanatsy is een genre dat zich kenmerkt door het gebruik van onbestaande elementen, verzonnen wezens en denkbeeldige werelden.
Vaak spelen magie en andere bovennatuurlijke elementen een belangrijke rol in het verhaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een historische roman?

A

Is een roman waarvan de verhaalstof gebaseerd is op historische feiten en/of historische personen.
Meestal wordt die historische kern aangevuld met fictionele elementen. Het is niet altijd eenvoudig om te bepalen waar de feiten ophouden en de fictie begint.

De oorlogsroman is een soort historische roman, waarbij een oorlog de setting vorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat bepaalt taalvariatie?

A

Wordt bepaalt door het taalregister (informeel of formeel) en het verschil tussen de plaatselijke gesproken taal en de standaardtaal is een vorm van taalvariatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is Standaardnederlands?

A

Is de standaardvariant van het Nederlands. Je kunt het bv. gebruiken in formele situaties of wanneer je met een onbekende spreekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is Tussentaal?

A

Is een omgangstaal die zowel kenmeren heeft van Standaardnederlands als van dialect. Het is de taal geworden waarin de meerderheid van de Vlamingen zich mondeling vlor en verstaanbaar uitdrukt, ook al zijn er nog wat tegenstanders die het onverzorgd vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het dialect?

A

Is een plaatselijke, lokale vorm van het Nederlands. Het wordt door steeds minder Vlamingen in een zuivere vorm gesproken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een vooroordeel?

A

Bij een vooroordeel heb je een oordeel over iemand zonder dat je hem of haar kent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een stereotype?

A

Een stereotype is een overdreven beeld van een groep mensen dat vaak niet overeenkomt met de werkelijkheid.
Een stereotype berust op meerdere vooroordelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer spreek je over taaldiscriminatie?

A

Wanneer je omwille van vooroordelen op basis van taalgebruik mensen verschillend behandelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een sociolect?

A

Een term die wordt gebruikt voor een taalvariant die typerend is voor een bepaalde sociale groep.
Bij sociolecten onderscheid je groepstalen en vaktalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In wat kan je een sociolecten verdelen?

A

groepstalen en vaktalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een groepstaal?

A

Is eigen aan een bepaalde sociale groep (bv. groepen op basis van leeftijd, gender, …) Ze onderscheidt zich vooral op het vlak van woordenschat.
Zo heb je jongerentaal, straattaal, mannentaal, vrouwentaal, studententaal, …

17
Q

Wat is een vaktaal?

A

Is de terminologie die eigen is aan een bepaald vak of beroep: de taal van landbouwers, geologen, taalkundigen, pedagogen, medici, advocaten, laboranten, computerspecialisten, …
Elke vaktaal heeft specifieke vaktermen die buitenstaanders vaak moeilijk begrijpen. Deze vaktaal wordt ook vaak vakjargon.

18
Q

Hoe het het wanneer je als buitenstander van een beroep niet verstaat wat er in de vaktaal wordt gezegd?

A

Een vakjargon.