Mijn teksten dus best niet overnemen Alles vo examen 1 Frans (theorie etc) Flashcards

Hierin staan de teksten die ik vanbuiten ga leren voor het examen dus aub niet kopiëren of leren :) Dankjee xx

1
Q

Hoe vorm je de ‘indicatif present’?

A

De gewone tijd: moet je van buiten kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe vorm je de imarfait?

A

1ste enk., vous vorm en 3e mv.
(buiten uitzonderingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe vorm je de passé composé?

A

hulpww: être / avoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe vorm je de l’imparfait?

A

nous-vorm
-ons
uitgangen: ais, ais, ait, ions, iez, aient, ..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe vorm je de futur proche?

A

vervoeging aller
ww

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe vorm je de futur simple?

A

uitgang avoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe vorm je de conditionnel présent?

A

uitgangen ais, ais, ait, ions, iez, aient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe vorm je de passé récent?

A

vervoegingen venir
de
ww

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vertaling indicatif présent (zijn)

A

ik ben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vertaling impératif (zijn)

A

Wees!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vertaling passé composé (zijn)

A

ik ben geweest
j’ai été

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vertaling futur proche (zijn)

A

je ga zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vertaling imparfait (zijn)

A

ik was
j’étais

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

vertaling futur simple (zijn)

A

ik zal zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vertaling conditionnel présent (zijn)

A

ik zou zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vertaling passé récent (zijn)

A

ik ben zojuist geweest
je viens d’être

17
Q

Hoe zeg je welke sportdag je verkiest?

A

Moi, personnellement, je trouve/je préfère la journée X, parce que j’aime … .

18
Q

Wat zijn de pronom relatifs?

A

die/dat: que/qui
waarover/waarvan: dont
waar: où

19
Q

Wanneer gebruik je qui en wanneer que?

A

Qui = 2de deel van de zin geen onderwerp
Que = 2de deel van de zin ook een onderwerp

20
Q

noem een paar conjonctions van de coordination

A

et, ou (bien), mais, donc (dus), car (want), …

21
Q

noem een paar conjonctions van de subordiantion (oorzaak)

A

puisque (vermits), parce que, comme/vu que (aangezien), étant donné que (gezien het feit dat), …

22
Q

noem een paar conjonctions van de subordination (gevolg)

A

tellement … que (zo… dat), c’est pourquoi

23
Q

Noem een paar conjonctions van de subordination (vo de tijd)

A

quand, pendant que (tijdens)

24
Q

Noem een paar conjonctions van de subordination (voorwaarde)

A

sinon (anders), si (indien, als), …

25
Q

Hoe begin je een mail?

A

Monsieur / Madame,

reden

26
Q

Wat zit er in een goede mail? (6)

A

aanspreking

voorstelling
reden

afspraak vragen

afsluiten (hopelijk stuurt u snel terug)

formeel dag zeggen

27
Q

Een WhatsApp kunnen schrijven

A

!!

28
Q

Welk ezelsbruggetje om de woorden van het huisje van être te onthouden + ww

A

Dr & Mrs Vandertrampp

Descendre
Rester
&
Monter
Revenir
Sortir

Venir
Arriver
Naître
Devenir
Entrer
Rentrer
Tomber
Retourner
Aller
Mourir
Passer
Partir

29
Q

Hou vorm je de conditionnel passé?

A

deel ww
uitgangen: ais, ais, ait, ions, iez, aient bij être of avoir (hulpww)
soort van ww

30
Q

Vertaling conditionnel passé

A

ik zou gekomen zijn

31
Q

Welke woorden kan je gebruiken als telwoorden (eerst, dan, daarna, …)?

A

D’abord = eerst
Ensuite = vervolgens
puis = dan
alors = vervolgens
finalement, enfin = ten slotte

en primier lieu = op de eerste plaats
en deuxième lieu = op de tweede plaats

premièrement = ten eerste
deuwièmement = ten tweede

32
Q

Hoe zeg je dat je een spelletje op je gsm speelt?

A

X peut se jouer sur smartphone.

33
Q

Hoe zeg je dat je 3 keer per week het spel speelt?

A

Je joue 3 fois par semaine

34
Q

Hoe zeg je dat op welke manier jij omgaat met je medespelers als je (video)spelletjes speelt?

A

Dit is mijn persoonlijk tekstje dat ik vanbuiten leer dus best niet overnemen

rustig:
Lorsque je joue des jeux vidéo avec mes amis, je reste généralement calme et zen. Je ne suis pas frustré comme les autres.

35
Q

VOC

A

!!