Alles vo examen 1 Fysica Flashcards

1
Q

Wat is een kracht?

A

Een interactie tussen 2 systemen: enerzijds het systeem dat de kracht levert en anderzijds het systeem waarop de kracht werkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is arbeid?

A

Arbeid W (work) is de combinatie van een krachtvector en de verplaatsingsvector.
De kracht levert al dan niet arbeid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat voorgrootheid is arbeid?
Wat betekent dit?

A

Een scalaire grootheid.
Je kunt W dus niet op een tekening voorstellen met een pijl: arbeid is geen vector.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer is je arbeid dubbel zo groot?

A

Als je 2 identieke voorwerpen dezelfde afstand verplaatst dan dat je daarvoor dat ene voorwerp had verplaatst.
OF
Als je hetzelfde identieke voorwerp dubbel zo ver verplaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer is de arbeid recht evenredig met de grootte van de gebruikte kracht?

A

Bij een even grote kracht.

-> W~F

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer is de arbeid recht evenredig met de grootte van de verplaatsing?

A

Bij een even grootte kracht.

-> W ~ ▲x

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer is de arbeid recht evenredig met het product van de kracht en de verplaatsing?

A

Als de arbeid recht evenredig is met de geleverde kracht en de verplaatsing.

-> W ~ F . ▲x

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

formule van arbeid

A

W = F . ▲x
of W = m.g.h

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke SI-eenheid heeft arbeid?

A

newtonmeter of Joule

Nm of J

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe weet je van er positieve of negatieve arbeid is?

A

Door de zin van de kracht tov de verplaatsing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer is je arbeid positief?

A

Als de kracht- en verplaatsingsvector dezelfde richting en dezelfde zin hebben.

W = +F . ▲x

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer is je arbeid negatief?

A

Als de kracht- en verplaatsingsvector dezelfde richting, maar niet dezelfde zin hebben.

W = -F . ▲x

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de formule om een hoek te berekenen met arbeid?

A

W = F . ▲x . cos α

α = hoek tussen de kracht F en component Fx die voor de verplaatsing zorgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer is de arbeid positief bij een hoek?

A

0° ≤ α < 90°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer is de arbeid 0 bij een hoek?

A

α = 90°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer is de arbeid negatief bij een hoek?

A

90° < α ≤ 180°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe heet de grafische methode om de arbeid te bepalen?

A

de oppervlaktemethode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer is arbeid 0?

A
  • Als er geen kracht of verplaatsing is.
  • Als de hoek tussen kracht en verplaatsing 90° is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke kracht levert negatieve arbeid bij een stijgende en dalende helikopter?

A

Stijgende: zwaartekracht
Dalende: stuwkracht van de motor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn energiebronnen?

A

Een systeem dat arbeid kan leveren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe meer arbeid een systeem bezit, hoe … energie bezit.

A

meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

JUIST of FOUT:

Een systeem kan meerdere energievormen tegelijkertijd bezitten.

A

Juist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wanneer heb je kinetische energie?

A

Een systeem bezit kinetische energie, als het beweegt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wanneer heb je potentiële energie?

A

Een systeem bezit potentiële energie, als de energie bij de eindpositie (of -situatie) van het systeem lager is dan de energie bij de beginpositie (of -situatie) van het systeem.

De energie moet nog vrijkomen. Er is dus een verschil in energie tussen begin- en eindpositie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is potentiële chemische energie?

A

De energie waarmee bindingen worden gevormd in stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is potentiële elastische energie?

A

De energie in een ingedrukte of uitgerekte veer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is potentiële gravitatie-energie?

A

De energie in een systeem dat zich in het gravitatieveld van een hemellichaam bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is potentiële elektrische energie?

A

De energie in een systeem dat zich in een elektrisch veld bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is kernenergie?

A

De energie van de elementaire deeltjes in een atoomkern.

30
Q

Wat is thermische energie?

A

Elk systeem bezit thermische energie.

Dat is de som van de kinetische energie door trillende deeltjes en de potentiële energie door de onderlinge afstand tussen de deeltjes.

31
Q

Wanneer heb je een energietransport of energieoverdracht?

A

Tijdens het leveren van arbeid.

Er vindt een energieomzetting plaats.

32
Q

JUIST of FOUT:

In het systeem waarop negatieve arbeid geleverd wordt, neemt de energie af.
In het systeem dat de negatieve arbeid levert, neemt de energie toe.

A

Juist

33
Q

Leg deze symbolen uit:
▲E = W

A

De verandering van de energie ▲E is een gevolg van het leveren van arbeid W.

34
Q

Waarom gebruiken we kcal en niet cal?

A

Omdat de calorie een kleine eenheid is.

35
Q

Ezelsbruggetje voor het onthouden van de verschillende machten?

A

tom ging met karen handschoenen dragen 0°
dan cwam mij mega nacho plaat.

tera (T) 12
giga (G) 9
mega (M) 6
kilo (k) 3
hecto (h) 2
deca (da) 1
0 = 1
deci (d) -1
centi (c) -2
milli (m) -3
micro (µ) -6
nano (n) -9
pico (p) -12

36
Q

Wanner of wat is energiedissipatie?

A

Tijdens het leveren van arbeid kan er een toename van thermische energie zijn door wrijving. Die energie kan je moeilijk gebruiken om arbeid te leveren en is dus niet nuttig.

Het systeem werkt onder niet-ideale omstandigheden.
Bij ideale omstandigheden veronderstel je dat er geen thermische energie is.
De thermische energie kun je zien als energiedissipatie of een transport van moeilijk te gebruiken energie.

37
Q

Welke 3 mechanische energie hebben we gezien?

A
  • kinetische
  • potentieel grvitatie
  • potentieel elastisch
38
Q

formule kinetische energie

A

Ek = m . v(2) / 2

39
Q

hoe ga je van km/h naat m/s?

A

/3,6

40
Q

ton naar kg macht van 10?

A

10(3)

41
Q

formule potentiële gravitatie-energie

A

Ep,g = m . g . h

42
Q

formule kracht

A

F(v) = k . ▲l

43
Q

formule potentiële elastische energie

A

Ep,e = k . l(2) / 2

44
Q

Wat is het systeem en wat de omgeving?

A

Het deel dat je gaat bestuderen is het systeem en alles wat buiten het systeem ligt, vormt de omgeving.

45
Q

Wat is een open systeem?

A

Daarbij worden energie en materie uitgewisseld met de omgeving.

46
Q

Wat is een gesloten systeem?

A

Daarin wordt energie uitgewisseld met de omgeving. De materie blijft behouden.

-> Wet van Lavoiser of wet van behoud van massa

47
Q

Wat is een geïsoleerd systeem?

A

Wisselt geen energie en geen materie uit met de omgeving.

-> wordt gebruikt om modellen op te stelle
-> ze bestaan eigenlijk niet. Het ultieme geïsoleerde systeem is het universum, de kosmos.

48
Q

Symbolen wet van behoud van energie.

A

EtotA = EtotB

Bij het leveren van arbeid wordt er geen energie gemaakt en gaat er geen energie verloren.
Energie kan daarbij worden omgezet in een andere vorm of worden overgedragen naar een ander systeem.

49
Q

Wat is het vermogen?

A

De grootheid vermogen P (power) is de verhouding van de geleverde arbeid tot de tijdsduur waarin de arbeid geleverd wordt.

50
Q

Aan wat is het vermogen gelijk?

A

Aan de verhouding van de omgezette of overgedragen energie tot de tijdsduur waarin dat gebeurt.

51
Q

SI-eenheid vermogen

A

joule/seconde of watt
J/s of W

52
Q

formule vermogen

A

P = W/▲t = ▲E/▲t

53
Q

Waarom heeft rendement geen eenheid?

A

Het is een verhouding van dezelfde eenheden.

J/J

54
Q

wat is het symbool van rendement?

A

n

55
Q

Wat is het rendement n?

A

De verhouding van de nuttige energie tot de totale energie.

56
Q

Tip:

A

bekijk de SI-eenheden tabel op pagina 11 van het vademecum

57
Q

formule opp driehoek

A

A = b.h / 2

58
Q

formule opp cirkel

A

A = pi . r(2)

59
Q

formule volume cirkel

A

V = 4/3 . pi . r(3)

60
Q

formule energie

A

W = ▲E

61
Q

formule massadichtheid

A

rho = m/V

62
Q

formule zwaartekracht

A

Fz = m . g

63
Q

formule gewicht

A

Fg = m.g

64
Q

formule veerkracht

A

Fv = k . ▲l

65
Q

Wanneer spreek je echt alleen maar van arbeid?

A

In de fysica spreek je alleen van arbeid als de kracht een verplaatsing veroorzaakt.

66
Q

Wat is de joule?

A

De joule is de arbeid veroorzaakt door een kracht van 1 N waarvan het aangrijpingspunt zich over 1 m in de richting en zin van de kracht verplaatst.

67
Q

Wat is alfa in de formule van arbeid?

A

de richting van de krachtvector en de richting van de verplaatsingsvector.

68
Q

Welke mogelijke mogelijke waarden kan het rendement hebben?

A

Het rendement varieert van 0 tem 1.

69
Q

Het rendement van een toestel kun je ook in procenten uitdrukken. Wat zijn dan de mogelijke waarden?

A

De mogelijke waarden variëren dan van 0 % tot en met 100 %.

70
Q
A