Leerdoelen Flashcards

1
Q

Wat zorgde ervoor dat de transplantatiegeneeskunde vooruit ging in de jaren 60 en 70?

A

De introductie van de calcineurineremmer ciclosporine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom werd Eurotransplant opgericht?

A

Omdat we zagen dat HLA matching er belangrijk was. Het zorgde voor minder afstoting en voor betere transplantaatoverleving. Door de oprichting van Eurotransplant kan er makkelijker een HLA match worden gevonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel organen verdeelt Eurotransplant jaarlijks en hoeveel mensen staan er op de wachtlijst?

A

7000 organen en 15.000 mensen staan op de wachtlijst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is niertransplantatie beter dan dialyse?

A

Het geeft een betere overleving, geeft een betere kwaliteit van leven en het is goedkoper dan dialyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waardoor zijn de resultaten van transplantatie verbeterd?

A

Optimalisatie van chirurgische technieken en preservatietechnieken, meer ervaring van de transplantatieteams, betere immunosuppressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Van welke complicaties hebben mensen last op de lange termijn na transplantatie?

A

Terugkeer oorspronkelijke ziekte en het chronisch gebruik van immunosuppressiva.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveel mensen vallen er per jaar van de wachtlijst af? En waardoor?

A

Een kwart valt af. Omdat ze zijn overleden of omdat ze te zwak zijn geworden voor transplantatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Worden er meer nierdonaties gedaan van levende donoren of post-mortale donoren?

A

Evenveel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de 1yrs survival en de 10 yrs survival na transplantatie?

A

1 jaar = > 85%
10 jaar = > 60%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel mensen overlijden er op de LTx wachtlijst? En hoeveel mensen overlijden er tijdens dialyse?

A

1 op de 5 mensen overlijdt op de LTx wachtlijst. En 50% overlijdt binnen 5 jaar aan de dialyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de nieuwe donorwet? Wat zijn de opties om uit te kiezen in het donorregister? Welke opties kunnen na overlijden worden veranderd door nabestaanden?

A

Sinds juli 2020, iedereen die niks opgegeven heeft in het donorregister staat erin met geen bezwaar. Opties: geen bezwaar, ja, nee, iemand anders mag kiezen (aangewezen persoon of nabestaanden). Een ja kan een nee worden maar een nee kan geen ja worden, nabestaanden tot en met 2e graad mogen hierover beslissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Mag je doneren als er sprake is van een niet-natuurlijke dood?

A

Ja, bij toestemming van justitie of forensische artsen mogen we organen uitnemen wanneer er sprake is van een niet-natuurlijke dood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn absolute contraindicaties voor een orgaandonor?

A

Onbehandelbare sepsis met multiorgaanfalen en recent/actieve maligniteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Over welke soort donoren gaat de orgaandonatiecoördinator?

A

Over post-mortale donoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat voor donorscreening doen we?

A

HLA/virologie, Lab, familiegesprek, Echo/CT-abdomen, Echo cor/CAG (hartkatheterisatie bij mensen die gerookt hebben), CT-thorax/X-thorax, bronchoscopie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat voor donorzorg doen we?

A

MAP 70-90, HF 60-120, Diurese 0,5-3, SpO2 > 95%, evt supplementatie van elektrolyten of methylprednisolon. Methylprednisolon geven we om ontstekingen te verminderen en het immuunsysteem te remmen, dit voor een beter behoud van orgaankwaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is allocatietijd? En hoe lang is dit voor de verschillende organen?

A

Tijd tussen toestemming voor donatie en het stoppen van de behandeling. Voor buikorganen 4 uur, voor thoraxorganen 6 uur, m.u.v. DCD hart daarvoor heb je 8 uur nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar vindt de uitname van organen plaats en door wie gebeurt dat?

A

Uitname vindt plaats in het ziekenhuis van de donor. Uitnameteam bestaat uit 2 chirurgen, 2 OK-assistenten, anesthesieteam, en de orgaandonatiecoördinator. Voor longen en hartdonatie is er een speciaal hartteam en longteam + perfusionisten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer kun je weefsels nog donoren? En welke weefsels kun je doneren?

A

Weefsel moet binnen 6 uur zijn gekoeld. Je kunt oogweefsel, hartkleppen, huid, bloedvaten, bot, pezen en kraakbeen doneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het proces van post-mortale donatie?

A

Overlijden –> criteria donor –> donorregister raadplegen –> in gesprek met familie (toestemming?) –> registreren donor NTS –> invullen donorformulier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is NRP?

A

Een soort ECMO, perfusie van de buikorganen in het lichaam van de donor. Hierdoor kunnen de organen getest worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat gebeurt er met DCD harten?

A

Die worden op de pomp gezet, met 1,5 liter afgetapt bloed. Hierdoor kunnen we ze 8 uur buiten het lichaam bewaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is EVLP?

A

Buiten het lichaam perfusie van de longen. Hiermee kunnen we oedeem uitwassen, we kunnen aspiratie niet herstellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe werkt DCD donatie?

A

We verwachten dat iemand spoedig komt te overlijden na het stoppen van de behandeling (binnen 2 uur). Na cardiac arrest moeten we 5 min verplicht wachten om te kijken of de bloeddruk niet toch terugkeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke organen kunnen allemaal gedoneerd worden via DCD of DBD procedure?

A

Alle organen behalve de darm die kan alleen via DBD procedure.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wie beslist bij iemand die wilsonbekwaam is over donatie voor het overlijden van de patiënt en wie beslist er na het overlijden?

A

Als de donatievraag voor het overlijden van de patiënt komt dan beslist de wettelijk vertegenwoordiger, komt de vraag daarna dan beslissen de nabestaanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de CIT voor de verschillende organen?

A

Hart: 4 uur, Long: 8 uur, lever/pancreas: 5-10 uur, nier: 24 uur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de manieren van levende nierdonatie?

A

cross-over, altruïstische donoren, familieleden, niet-bloedverwanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn de voordelen van levende nierdonatie?

A
  • Betere functie/overleving van transplantaat en betere prognose.
  • Pre-emptief
  • Planbaar
  • Kortere wachttijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wanneer kan iemand levende donor worden?

A
  • Goede motivatie: vrijwillig, geen betaling
  • Goede fysieke en mentale gezondheid: dit voor risico’s korte (complicaties operatie) en lange termijn (complicaties operatie, co-morbiditeit en nierfalen)
  • Immunologische match: bloedgroep en kruisproef
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat wordt er verteld aan voorlichting en wat wordt er gedaan als voorbereiding?

A

Voorlichting over procedure en risico’s korte en lange termijn. Anamnese: FA, inschatten algemene gezondheid, motivatie, inventarisatie risicofactoren operatie en nierfalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat voor aanvullend onderzoek wordt er gedaan?

A
  • Immunologische match: bloedgroep en weefsel (HLA) typering.
  • Nierfunctie onderzoek: serum creatinine, eGFR of 2x 24uurs urine voor mGFR. Rekening houdend met spiermassa en dat nierfunctie over de tijd verslechterd.
  • Risico’s operatie en nierfalen toekomst: bloeddruk en gewicht, bloed: glucose, HbA1c, albumine, levertesten, CRP, stolling, tot. Eiwit, elektrolyten, bloedbeeld, urine: sediment, eiwit/creat ratio, urinekweek, virusserologie: EMV, CMV, HBV, HCV, HIV, ECG en CT-abdomen (voor de bloedvaten).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat gebeurt er als er geen bezwaren zijn op nefrologisch gebied?

A

Heelkunde en anesthesiologie –> MDO (heelkunde, anesthesiologie, urologie, nefrologie) –> iedereen akkoord –> transplantatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat zijn de absolute contra-indicaties voor een niertransplantatie?

A
  • wilsonbekwaam
  • zwanger
  • actieve infectie
  • actieve/recente maligniteit
  • actieve alcohol/drugsverslaving
  • onder de 18
  • hoge verdenking tot dwang of betaling
  • groot risico perioperatief OK-complicaties of nierfalen
  • slechte nierfunctie of proteïnurie
  • psychose
  • behandeling psychiatrische aandoening
  • diabetes mellitus
35
Q

Wat zijn de relatieve contra-indicaties voor een niertransplantatie?

A
  • hypertensie
  • morbide obesitas
  • microscopische hematurie
  • nierstenen
  • urologische afwijkingen
  • hypertensie
  • familiaire nierziekte
  • familie met veel HT, DM, CV lijden
36
Q

Hoeveel levende donoren kunnen uiteindelijk niet doneren en waardoor komt dat?

A

Bloedgroep incompatibel of positieve kruisproef.

37
Q

Welke bloedgroep komt het meest voor?

A

O –> A –> B –> AB

38
Q

Waardoor kan er nog steeds afstoting ontstaan bij een 0-0-0 identieke broer of zus?

A
  • HLA matching is ingewikkeld: ondanks goed match kunnen er nog steeds genetische of immuunfactoren zijn die zorgen voor afstoting.
  • Immuunreactie op het vreemde orgaan.
  • Niet genetische facotren
39
Q

Op welke manieren kunnen we HLA antistoffen aanduiden?

A
  • Unacceptable HLA antigens: specifieke antigenen
  • PRA: panel reactive antibodies.
40
Q

Welke andere manieren van orgaandonatie zijn er om een compatibele donor te vinden?

A
  • AB0-incompatibel: immunoabsorptie + sterkere immunosuppressiva. Resultaten hetzelfde als bij compatibele bloedgroep, alleen meer infecties door sterkere IS.
  • desensibilisatie: 5x plasmaferese gevolgd door kruisproef + sterkere immunosuppressiva. Als het de eerste keer niet lukt nog 1x proberen.
  • cross-over
41
Q

Wat is het doel van landelijke cross-over programma’s?

A
  • Zo komen hoog gesensibiliseerde patiënten ook in aanmerking en patiënten die al lang wachten op een orgaan.
  • Het leidt tot meer orgaandonaties en beter gebruik van altruïstische donoren.
42
Q

Wat zijn de indicaties voor desensibilisatie?

A
  • Positieve kruisproef levende donor
  • 2 jaar deelname Acceptabele Mismatch programma of cross-over programma
  • Geen uitzicht op compatibele donor
43
Q

Wat zijn de voordelen van niertransplantatie?

A
  • minder leefregels
  • betere conditie
  • betere kwaliteit van leven
  • betere overleving
  • geen dialyse
44
Q

Wat is de levensverwachting van iemand met hartfalen?

A

Minder dan een jaar.

44
Q

Wat zijn de nadelen van niertransplantatie?

A
  • afstoting
  • afstotingmedicatie
  • terugkeer oorspronkelijke ziekte
  • tegenvallend resultaat
  • operatierisico
  • 1 op 20 transplantaties mislukken
  • post-mortale donor nier gaat 10 jaar mee en levende donor nier 20-25 jaar.
45
Q

Hoe stellen we afstoting vast bij iemand met een levertransplantatie?

A

ASAT en bilirubine meten, als dat verhoogd is dan nemen we een biopt?

46
Q

Hoe stellen we afstoting vast bij iemand met een niertransplantatie?

A

Bloed prikken –> verdenking op afstoting –> biopt –> pathologie en klinische verschijnselen samen besluiten wel of geen afstoting.

47
Q

Hoe ontstaan afstoting? En tast het alleen het orgaan aan?

A

Afstoting ontstaat doordat witte bloedcellen het nieuwe orgaan herkennen als lichaamsvreemd. Vervolgens vindt er clonale expansie plaats wat 5-7 dagen duurt en daarna wordt het orgaan aangevallen. Het tast alleen het orgaan aan, het is een lokale reactie.

48
Q

Wat is goedkoper niertransplantatie of dialyse?

A

NTx kost meer dan 80.000 euro het eerste jaar maar daarna kost het 20.000 euro per jaar. Dialyse kost 80.000 euro per jaar.

49
Q

Binnen hoeveel jaar zijn de helft van de NTx patiënten hun nierfunctie kwijt?

A

10 jaar.

50
Q

Is afstoting goed te behandelen?

A

Ja, in 95% van de gevallen hersteld het weer door de IS te verhogen. Alleen de schade die is aangedaan is niet te herstellen.

51
Q

Hoe worden T-cellen geactiveerd?

A

T-cel receptor, co-stimulatie (T-cel: CD28, APC: CD80/86), cytokines

52
Q

Wat zijn cytokines en wat doen ze?

A

Ze worden geproduceerd door geactiveerde immuuncellen. Ze zorgen voor communicatie, belangrijke modulatoren van ontstekings- en afstotingsreactie, stimuleren clonale expansie, stimuleren cytotoxische T-cellen.

53
Q

Welke IS geef je om afstotingsreacties te behandelen?

A

Je gaat de tacrolimus verhogen. Als dit niet werkt geef je thymoglobuline, dit is een zwaar traject je moet hiervoor ook worden opgenomen want je kunt een koortspiek krijgen. Alemtuzumab zorgt ook voor T-celdepletie.

54
Q

Wat gebeurt er bij afstoting?

A

Bij afstoting gaan de cytokinen omhoog, bij HTx –> IL-2, als je hiervoor anti-IL2 geeft dan kan via IL-15 en macrofagen de afstotingsreactie gaan lopen –> redundance. De cytokines hebben eigenlijk dezelfde biologische eigenschappen.

55
Q

Waarom is HLA matching belangrijk?

A
  • Betere transplantaatoverleving
  • Betere totale overleving
  • Minder afstoting
  • Voor SCT minder kans op graft vs host
  • Je kan onderbouwen dat het leidt tot minder infecties omdat je bij een betere match minder IS nodig hebt.
56
Q

Op welk chromosoom ligt HLA? En welke twee klassen zijn er?

A

Chromosoom 6. Klasse I ligt op alle kernhoudende cellen (A/B/C), klasse II ligt op de immuuncellen (DP, DQ en DR)

57
Q

Waarom is HLA matching moeilijk?

A
  • 25% kans op identieke broer of zus
  • HLA is polymorf dus veel verschillende combinaties mogelijk tussen allelen (35.000 allelen).
  • De manier van overerving zorgt er ook voor dat HLA matching moeilijk is, beide HLA allelen komen namelijk tot expressie.
58
Q

Wanneer is iemand een geschikte donor voor SCT?

A

10/10 donor of identiek familielid.

59
Q

Welke factoren spelen een rol voor een goede functie van het niertransplantaat?

A

Etniciteit, HLA, bloedgroep, indicatie niertransplantatie, afwezigheid van HLA antistoffen, donorkarakteristieken.

60
Q

Hoe stimuleert een APC de T-helpercel en hoe de cytotoxische T-cel.

A

cytotoxisch met HLA klasse I, T-helpercel met HLA klasse II.

61
Q

Hoe vinden we een immunologische match?

A

Matchen op HLA: A, B, DRB1, matchen op bloedgroep en ontwijken van antistoffen.

62
Q

Wat gebeurt er met een donororgaan, naar welke wachtlijst gaat die?

A

> 65 jaar –> ESP
< 65 jaar –> Acceptabele mismatch programma –> ETKAS

63
Q

Wat zijn de kenmerken van ETKAS?

A
  1. AM programma of AM programma met ondergane desensibilisatie
  2. 000-MM
  3. Punten voor
    - Match DRB1, A, B (400p, of 800p voor kind)
    - Mismatch probability (100p)
    - Waitlist (33,3p per year)
    - distance factor (300p)
    - High Urgency (500p)
    - National Balance (no max)
64
Q

Waarom is HLA-matching niet het allerbelangrijkst?

A

Omdat er dan mensen zijn die geen match kunnen vinden en dat is niet ethische verantwoord.

65
Q

Wat zijn de gevolgen van HLA antistoffen?

A

HLA-antistoffen zorgen voor een kleinere kans op een match en zorgen voor een hogere kans op graft loss.

66
Q

Wat zijn de gevolgen van DSA?

A

DSA zorgen voor acute humorale rejectie of chronische transplantaatfalen.

67
Q

Waar testen we de donor op?

A
  • HLA typering
  • HLA-antistof screening: CDC of luminex, moet om de 150 dagen worden herhaald.
  • Donor search
  • Kruisproef: Met complement toevoegen of door fluorescentie (anti-IgG-FITC)
68
Q

Hoe vindt HLA typering plaats?

A

Het is nodig voor ET-allocatie (donor en patiënt):
- HR voor patiënt en LR voor donor
- Matchen op A, B, DRB1
- kijken bij antistoffen ook naar C, DPB1 en DQB1

69
Q

Wat zijn de kenmerken van kruisproeven?

A

Altijd kruisen. Prospectief: nieuw serum of geïmmuniseerde patiënt. Retrospectief: geldige kruisproef in een niet geïmmuniseerde patiënt, niet geïmmuniseerde patiënt of ESP programma. Voordeel van retrospectief minder ischemie.

70
Q

Technieken voor HLA typering?

A

LR: sequence specific primers (2-3 uur), sequence specific oligonucleotics
HR: NGS of Sanger, nieuw nanopore sequencing (6-8 uur)

71
Q

Wat zijn de principes van de wachtlijst?

A
  • Iemand moet heel ziek zijn
  • Maar niet zo ziek dat hij wel de operatie aankan
  • Na transplantatie moet hij/zij meer dan >65% 5yrs survival hebben
  • geen leeftijdsgrens, maar de kwaliteit van de bloedvaten wordt wel slechter naarmate iemand ouder wordt.
72
Q

Wat is er veranderd in de jaren als indicatie voor levertransplantatie?

A

HCC is de belangrijkste indicatie. Vroeger waren dat de auto-immuunziekten. We transplanteren minder voor HCV omdat dat beter te behandelen is. We zien een stijging van NASH. 1. HCC, 2. Auto-immuunziekten, 3. Alcohol, 4. ALF, 5. Polycysteuze leverziekten.

73
Q

Wat zijn de oorzaken van HCC?

A

NASH, alcohol, HBV, HCV. Meestal gaat er cirrose aan vooraf.

74
Q

Wat zijn de selectiecriteria voor bepaalde indicaties voor LTx en waarvoor krijg je extra punten?

A
  • HCC: milaan, ook kijken naar portale hypertensie met cirrose (3 haarden, < 3cm of 1 haard, < 5cm)
  • ALF: King’s of Clichy’s (viraal)
  • Cholangiocarcinoom: <3cm, perihilair, irresectabel, niet extrahepatisch
  • Decompenseerde cirrose: CTP of labMELD
  • Polycysteuze leverziekte: mechanische schade + ondervoeding
  • PSC met cholangitis: 2x episode binnen half jaar + positieve bloedkweek.
75
Q

Wat is de 5 jaars overleving van verschillende leverziektes na transplantatie?

A

PSC 85%
ALF 70%
HCC 70%
Cirrose 75%

76
Q

Wat zijn de allocatieregels?

A

transparant, valide, betrouwbaar, objectie, medisch acceptabel en ethisch acceptabel

77
Q

Wat is de Lung Allocation score?

A
  1. Afhankelijk van beademing, soms ECMO
  2. een van de volgende dingen: PaO2 < 55 mmHg, pulmonale druk > 65 mmHg, rechteratriumdruk > 15 mmHg, CI <2
  3. een van de volgende dingen: PaO2 < 60 mmHg, pulmonale druk 55-65 mmHg, rechteratriumdruk 10-15, CI 2-2,5, FEV1<25%
  4. Thuis nog niet zo veel last
78
Q

Wat is de MELD score?

A

kans op overlijden in de komende 3 maanden. Wordt bepaald door INR, bilirubine en creat

79
Q

Wie zit in het MDO voor LTx?

A

Dietist, fysiotherapeut, psycholoog, behandelend specialist, anesthesioloog, chirurg.

80
Q

Welke kenmerken van de ontvanger zijn van belang voor LTx?

A

Bloedgroep, gewicht, lengte, uitzonderingspositie. HLA matching is minder belangrijk.

81
Q

Wat gebeurt er meestal met DCD levers?

A

DCD levers gaan op de koude perfusie machine om ITBL te voorkomen, aangezien DCD levers meer kans hierop hebben.

82
Q

Wat is een manier om aan meer levers voor donatie te komen?

A

Normotherme machine perfusie, warme perfusie om te testen of de lever goed functioneert.