Hoofdstuk 6 - Visuele Waarneming Flashcards

1
Q

Multimodale gebieden

A

Samenkomen van meerdere sensorische modaliteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kegeltjes, waar zitten ze en waar belangrijk voor?

A

Zitten in retina, hebben veel licht nodig en zijn belangrijk voor kleur waarneming. 3 typen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem de 3 typen kegeltjes

A

Blauwe kegeltjes, korte golflengten
Groene kegeltjes middellange golflengten
Rode kegeltjes, lange golflengten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Staafjes

A

Minder gevoelig voor licht en geen kleurinfo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar geven de kegeltjes en staafjes hun signaal naar door?

A

Ganglioncellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn M-cellen ?

A

Ganglioncellen die groot receptief veld hebben en info doorgeven met betrekking tot beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

P-cellen

A

Ganglioncellen met klein receptief veld en dus hoge spatiële resolutie die info doorgeven over kleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Closure

A

Het reconstrueren van een figuur of voorwerp uit minimale visuele info, zoals bij Kanizsa-driehoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Lagere-ordestoornis (visueel)

A

Stoornis in de primaire verwerking, heeft vaak anopsie in de naam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hogere ordestoornissen

A

Cognitieve stoornissen die optreden door een beschadiging in een gebied buiten de primaire visuele cortex. Wordt vaak agnosie genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Apperceptieve agnosie

A

Het percept zelf komt niet goed tot stand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Associatieve agnosie

A

Het associëren van het percept met de opgeslagen kennis over het object faalt, dus de stap van visuele representatie maar semantische informatie en eigenschappen voor gebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hemianopsie

A

Blindheid voor de helft van het gezichtsveld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kwadrantanopsie

A

Blindheid voor bepaald kaart van het gezichtsveld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Scotoom

A

Blindheid voor slechts klein deel van het visuele halfveld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Met Maculasparing

A

Gezichtsvelduitval gaat niet dwars door het meest centrale deel van het visuele veld (de macula)

17
Q

Cerebrale achromatopsie

A

Gestoorde kleurwaarneming door hersenbeschadiging

18
Q

Akinetopsie

A

Bewegingsblindheid

19
Q

Ventrale simultaanagnosie/integratieve agnosie

A

Niet goed in staat om afzonderlijke elementen tot een betekenisvol holistisch percept samen te voegen.

20
Q

Kleuragnosie

A

Selectieve stoornis in kleurkennis, kleurwaarneming is wel intact.

21
Q

Objectagnosie

A

Moeite met benoemen van objecten en categoriseren van objecten, zoals fruit of vervoersmiddelen.

22
Q

Optische afasie /objectanomie

A

Moeite met benoemen van objecten

23
Q

Pure alexie

A

Intact taalbegrip, wel kunnen schrijven en goede verbale taalproductie, maar veel moeite met lezen

24
Q

Prosopagnosie

A

Moeite met herkennen van gezichten

25
Q

Fusiform face area

A

Deel vAn hersenen wat zorgt voor gezichtsherkenning

26
Q

Anosognosie (syndroom van Anton)

A

Corticale blindheid, soms weten patiënten niet dat ze blind zijn

27
Q

Palinopsie

A

Veel cva-patiënten met beschadiging in visuele cortex hebben in de periode kort na de laesie beelden die ze kort ervoor hebben gezien.