H8 - hoofdpunten Flashcards

1
Q

Wat is de relatie tussen de hippocampus en verschillende aspecten, functies en/of stadia van het geheugen?

A

episodische geheugen
wordt actief als nieuwe herinneringen worden opgeslagen (vooral bij opslag van patronen en situaties), erg actief bij vrije reproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de relatie tussen de temporaalkwab en verschillende aspecten, functies en/of stadia van het geheugen?

A

niet-declaratief langetermijngeheugen: zorgt voor priming voor taalverwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de relatie tussen de diëncefalon en verschillende aspecten, functies en/of stadia van het geheugen?

A

episodisch geheugen, bij schade aan diëncefalon is vooral vrije reproductie in gevaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de relatie tussen de anterieure thalamuskernen verschillende aspecten, functies en/of stadia van het geheugen?

A

Alleen met behulp van de kernen kunnen herinneringen opgehaald worden uit de hippocampus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de relatie tussen de prefrontale cortex en verschillende aspecten, functies en/of stadia van het geheugen?

A

werkgeheugen: representaties in sensorische gebieden worden actief gehouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de relatie tussen de frontale cortex en verschillende aspecten, functies en/of stadia van het geheugen?

A

episodisch geheugen, is actief wanneer persoon in geheugen zoekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de relatie tussen de posterieure gebieden en verschillende aspecten, functies en/of stadia van het geheugen?

A

werkgeheugen: zorgen ervoor dat waarneming actief wordt gehouden waar hij verwerkt is (bijvoorbeeld visuele cortices voor visuele waarneming)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Amnestisch syndroom

A

ernstige geheugenstoornis voor nieuwe en al opgeslagen info. Relatief behoud van werkgeheugen en andere intellectuele mogelijkheden.
2 centrale kenmerken: antrograde en retrogade amnesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

antrograde amnesie

A

geen nieuwe info opgeslagen in het langetermijngeheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

retrograde amnesie

A

verlies van herinneringen van voor de hersenbeschadeging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Mogelijke oorzaken van amnestisch syndroom

A

Meeste oorzaken hebben beschadiging van mediale temporale en/of diëncefale structuren gemeen.
Korsakovsyndroom of herpes simplex ecefalitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

korsakov

A

veroorzaakt door thiaminetekort, antro- en retrograde amnesie beide ernstig, retrograde amnesie is gradueel (Wet van Ribot) nieuwe herinneringen worden dus het eerst vergeten.
Patiénten hebben weinig inzicht in de stoornissen merken weinig van de geheugenproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Herpes simplex encefalitis

A

veroorzaakt door beschadiging van structuren in diëncefale, mesiotemporale en basal temporale structuren, retrograde amnesie is ernstiger dan bij korsakov, maar wel meer inzicht in de stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Let het geheugenmodel van Atkinson en Shiffrin (sensorisch-werkgeheugen - langetermijngeheugen) uit.

A

sensorische registers: heel kort onthouden van visuele auditieve of tactiele info
kortetermijngeheugen (tijdelijke actieve geheugen) is beperkt en alleen als er aandacht aan besteed wordt
langetermijngeheugen: permanente opslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Declaratief geheugen

A

declaratief: herinneringen die bewust kunnen worden opgeroepen: bestaat uit episodisch en semantisch geheugen
wordt expliciet getest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

niet-declaratief geheugen

A

herinneringen die niet geverbaliseerd kunnen worden, maar wel het gedrag beïnvloeden
wordt impliciet getest

17
Q

encoderen - consolidatie - retrieval

A

opnemen van info, opslaan van info, ophalen van info