Hoofdstuk 15 - Traumatische Hersenletsel Flashcards
2 mechanismen die resulteren in de pathofysiologie van hersenletsel:
Onmiddellijke schade door biomechanisch krachten
Secundaire schade door complicaties
Cogniforme stoornis
Patiënten met excessieve cognitieve klachten na licht traumatisch hersenletsel
Malingering
Vermoeden of bewijs van bewust intentioneel aandikken of simuleren van symptomen met oog op extern gewin
beweging van het hoofd wanneer iemand met de auto van achteren wordt aangereden, waardoor je plotseling naar achteren slingert en vervolgens naar voren
Whiplash
Wat is traumatisch hersenletsel
kneuzing en verscheuring van hersenweefsel
diffuse axonal injury
doordat je middelpuntvliedende kracht hebt worden de axonen uit elkaar getrokken.
Wat houdt het coup-countercoup-mechanisme in?
Er ontstaat schade waar je het object raakt, maar ook precies tegenover.
Hoe ontstaat secundaire schade bij traumatisch hersenletsel?
Door de initiele schade kunnen de hersenen dik worden, er ontstaat zwelling, oftewel intracraniale druk. Dit is gevaarlijk want dit drukt vaak naar beneden op de hersenstam.
Wat is PTA?
posttraumatische amnesie (gedesoriënteerd en niet in staat nieuwe info op te slaan)
Wat zijn de stadia die de meeste patiënten met THL doorlopen?
bewustzijnsstoornissen, verbetering van de bewustzijnstoestand (PTA)
Wat is de Glasgow coma scale?
Een schaal waarmee ernst van bewustzijnsstoornissen kan worden vastgesteld.
Uit welke drie delen bestaat de glasgow coma scale?
E-score: openen van de ogen
M-score: motorische reactie
V-score: verbale respons
Wat kan de ernst van het THL voorspellen?
Duur van PTA, dit is vanaf het hersenletsel totdat PTA stopt, dus inclusief coma.
Fases van traumatisch hersenletsel
acute fase (tot 1 maand) subacute fase (tot 6 maand) chronische fase
Wat zijn de karakteristieke neuropsychologische gevolgen van middelzwaar tot ernstig THL?
- mentale traagheid
- moeite met aandacht richten met afleiding, met aandacht verdelen en lang ergens aandacht bij houden
- frontale cortex is vaak aangetast, dus verminderde executieve functies
- geheugen: vooral nieuwe info en opdiepen van info moeilijk.
- taal: woordvinding, vloeiendheid en begrip, dysarterie: spraakstoornis door gebrekkige controle over spieren.
- sociale cognitie: ongeremd, geen rekening houden, moeite met beslissingen