H8.5: Lymfomen deel 1 Flashcards

1
Q

Maligne lymfoom

A

Kanker die ontstaat in kwaadaardige tegenhangers van lymfocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar zijn de meeste lymfomen te vinden?

A

Meeste lymfomen zijn terug te vinden in organen waar lymfocyten zitten, de lymfeklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

HL

A
  • Overgrote meerderheid van lymfeklier wordt overgenomen door een ontstekingsinfiltraat: lymfocyten, plasmacellen en eosinofielen vaak in combinatie met sclerose
  • Slechts 5% van de cellen zijn kankercellen (RS-cellen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Reed-Sternbergcellen

A
  • Kwaadaardige cellen
  • Reuscellen
  • Lymfocyten met meerdere kernen en nucleoli
  • CD30+, CD15+ en CD20-
  • Monoklonale B-lymfocyten met IgH-herschikking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Reed-Sternberg cel organiseert zijn eigen micro-omgeving

A
  • Scheidt cytokines en interleukines uit waardoor de respons van het lichaam wordt gemodificeerd
  • Lymfocyten kunnen niet goed hun werk doen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ontwikkeling B-cellen

A
  • Normale B-cellen ontwikkelen zich uit stamcellen
  • Als ze volwassen worden migreren ze naar het lymfatisch weefsel (lymfeklieren en milt)
  • Hier ontmoeten ze een antigeen en worden er kiemcentra gevormd, omdat ze zich gaan delen
  • In kiemcentra ondergaan B-cellen specifieke mutaties (somatische hypermutaties van immunoglobuline-genen om affiniteit te vergroten)
  • Als B-cellen specifiek gericht zijn tegen een antigeen verlaten ze de lymfeklier als een geheugencel of plasmacel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Belangrijkste plaats van tumorinitiatie voor de meeste B-cel lymfomen?

A

Kiemcentrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar ontstaan meeste lymfomen uit?

A

Kiemcentrum, dus centroblast en centrocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar ontstaan andere lymfomen in?

A

Beenmerg, nog voordat ze in het kiemcentrum komen (mantelcellymfomen)

Ze ontstaan in lymfeklieren of milt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer gemuteerde Ig-genen?

A
  • Diffuus grootcellig B-cel lymfoom
  • Folliculair lymfoom
  • HL

Al in een laat stadium van de B-celontwikkeling

Sprake van ongemuteerde Ig-genen bij mantelcellymfomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

NHL x lokalisatie

A
  • Nodaal: in lymfeklier
  • Extranodaal: in organen (maaglymfoom)
  • Leukemisch: in bloed (mantelcellymfoom)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

NHL x gedrag

A
  • Indolent: chronisch
  • Agressief: groeien snel
  • Zeer agressief: acuut, Burkitt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verbanden

A
  • Alle NHL zijn CD20+
  • Alle SLL zijn CD23+
  • Alle MCL zijn cycline D+
  • Alle SLL en MCL zijn CD5+
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

SLL

A
  • 13q14
  • 17p of 11q deletie
  • Trisomie 12
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

FL

A

T(14;18)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

MCL

A

T(11;14)

17
Q

DLBCL

A

Complex

18
Q

Burkitt lymfoom

A

T(8;14)

19
Q

MALT lymfoom

A

T(1;14)

20
Q

Locatie primair mediastinaal grootcellig B-cel lymfoom

A

Mediastinum

21
Q

Locatie primair CZS-lymfoom

A

Hersenen

22
Q

Locatie cutane T-cel lymfoom (mycosis fungoides cutaan T-cel lymfoom)

A

Huid, enorm zeldzaam

23
Q

FL uitleg

A
  • Indolent lymfoom (langzaam groeiend)
  • Nooit pijn of andere klachten
  • In hals
24
Q

B-symptomen

A
  • Onverklaarbare persisterende koorts >38 graden
  • Nachtzweten
  • Gewichtsverlies van meer dan 10% afgelopen 6 maanden
25
Q

Therapie en prognose FL

A
  • Ouderen >65 jaar
  • Groeit langzaam dus al uitgebreid stadium bij presentatie
  • Geen kans op curatie met conservatieve therapie
  • Alleen bij klachten of symptomen ziekte behandelen (wait and see)
  • Anti-CD20 therapie (rituximab) en chemo
  • Chronische ziekte met 15-20 jaar overleving
26
Q

Burkitt lymfoom

A
  • 2% van NHL
  • Jongvolwassenen
  • Extranodale lokalisaties
  • Verhoogde LDH en urinezuur, want als er veel cellen delen gaan er ook veel cellen gelijk dood
  • Zwelling groeit snel en agressief
  • Verdubbelingstijd is <24 uur
  • Reageert goed op intensieve chemo
  • Direct beginnen met chemo
  • Volgende kuur gelijk geven als toxiciteit van eerste kuur weg is
  • Genezingskans 80%
27
Q

FL (vs. Burkitt)

A
  • Ouderen
  • Indolent
  • Behandeling bij klachten
  • Milde chemo, poliklinisch
  • Chronische ziekte (behalve bij jongeren d.m.v. allo-SCT)
  • Geen genezing
  • Lange overleving
28
Q

Burkitt lymfoom (vs. FL)

A
  • Jongeren
  • Agressief
  • Spoedbehandeling
  • Zeer agressieve chemo, klinisch
  • Acute ziekte
  • Genezingskans 80%