H12.4 Flashcards

1
Q

Prostaat locatie en functie

A

Locatie: tussen blaas en plasbuis

Functie: maakt PSA (maakt ejaculaat vloeibaar)

Er lekt altijd een beetje PSA naar het bloed, wat gebruikt kan worden als marker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Locatie basis prostaat
Locatie apex prostaat

A

Basis: blaaszijde
Apex: urethrazijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

PCA

A
  • Meest voorkomende vorm van kanker bij mannen
  • 14.000 nieuwe gevallen per jaar
  • 2800 sterfgevallen oer jaar
  • Incidentie neemt laatste jaren toe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoezo neemt incidentie PSA toe?

A
  • Dubbele vergrijzing
  • Toename aan PSA check-ups
  • Screening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Top 3 prostaataandoeningen

A
  • Benigne prostaat hyperplasie (BPH)
  • Prostatitis
  • PCA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Diagnose PCA

A
  • <10% symptomatisch (pijn door metastase, hematurie, paraneoplastisch syndroom)
  • Helft bij toeval: mictieklachten (LUTS)
  • Helft door screening/check-ups

Kans dat iemand prostaatkanker heeft in %: leeftijd - 10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Detectie PCA

A
  • PSA-test (prostaat specifiek antigeen)
  • RT
  • Transrectale echo
  • Prostaatbiopten en pathologisch onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

PSA-test

A
  • In bloed
  • Verhoogd bij zowel BPH, prostatitis als PCA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

RT

A
  • LO
  • Voelen aan prostaat
  • Minder prettig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Transrectale echo

A
  • Als iemand grote prostaat heeft, mag PSA ook hoger zijn
  • Met echo volume prostaat bepalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Prostaatbiopten en pathologisch onderzoek

A
  • Nodig om diagnose kanker te stellen
  • Vervelend als diagnostisch middel
  • Kans op PCA >12.5-20%
  • Kans op agressieve tumor > 4-7%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gleasonscore

A
  • Twee getallen
  • Eerste getal is meest voorkomende groeipatroon
  • Tweede getal wordt groeipatroon aangegeven, maar mindere mate
  • Getallen bij elkaar optellen
  • Score van 1/2 weinig gezien, omdat er vaak geen biopten worden gedaan
  • Score van 6 (3+3) laagste
  • Score van 10 (5+5) hoogste
  • 5+3 erger dan 3+5
  • Hoe hoger eerste getal, hoe agressiever tumor
  • Vanaf score 7 zijn er verschillende subcategorieën zoals cribriforme en intraductale groei
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ERSPC

A
  • Studie in 1993
  • PSA test afgenomen
  • Bij PSA >3 ng/ml prostaatbiopsie gedaan als interventie
  • Iedere 2-4 jaar herhalen tot 70-74 jaar
  • Screening verminderd de kans op PCA-sterfte met 21%
  • Om 1 PCA dode te voorkomen, moeten er 781 mannen worden gescreend en 27 extra gediagnosticeerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voordelen PSA-screening volgens ERSPC studie

A
  • Screening vermindert kans op prostaatkanker sterfte
  • Screening vermindert risico op gemetastaseerde ziekte
  • ERSPC resultaten na 12 jaar mediane follow-up geeft: M+ bij diagnose 50% risicoreductie en M+ inclusief follow-up 30% risicoreductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Risicocalculatie doen o.b.v.

A
  • TRUS (prostaatvolume)
  • Etniciteit
  • FA (BRCA2)
  • Comorbiditeit, levensverwachting
  • Wensen patiënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Risicofactoren agressieve tumoren

A
  • Hoge Gleasonscore
  • Hoge PSA
  • Hoger stadium: T2 (binnen prostaat, voel je amper), T3 (buiten prostaat in kapsel), T4 (ingroei in plasbuis of rectumwand)
  • Meer positieve biopten
  • Grote tumor
  • Secundaire groeipatronen
17
Q

Verhoogde risico op metastasen als

A
  • PSA >2 ng/ml
  • Gleason >4+3
  • Stadium T3 of hoger
  • Intraductale groei of cribriforme groei
18
Q

Aantonen of uitsluiten van metastasen m.b.v.

A
  • Botscans
  • CT-thorax/abdomen
  • MRI-scan bij verdenking neurogene schade
19
Q

PSMA PET-CT scan

A
  • M.b.v. prostaatspecifiek membraan antigeen (PSMA) aankleuren
  • Eiwit wordt door prostaattumoren geproduceerd, maar ook door speekselklieren, nieren en nieuwe bloedvaten
20
Q

Preventie

A
  • Voeding/supplementen
  • Preventieve prostatectomie
  • Castratie op jonge leeftijd
  • Roken, veel eten, weinig sporten
21
Q

Bijwerkingen behandeling

A
  • Erectiele dysfunctie: 30-100%
  • Stress-incontinentie: 10-50%
  • Urge klachten (vaak plassen)
  • Urethrastrictuur
  • Radiatie-proctitis/cystitis: 5-10%
  • Fistels: 1%
  • Mortaliteit: <1%
22
Q

Bijwerkingen worden steeds minder

A
  • Bestralingsveld wordt exacter
  • Operatietechniek is geperfectioneerd
  • Steeds meer alternatieve therapieën (HIFU, cryotherapie, cyberknife, protonen)
23
Q

Watchfull waiting

A
  • Niet curatief behandelen
  • Palliatieve geen indien nodig
24
Q

Active surveillance

A
  • Regelmatige controles
  • Uitstel curatieve behandeling tot tumor progressie toont
  • 3+3
  • Laag PSA
  • T1/T2
  • 60% na 5 jaar nog niet curatief behandeld
25
Q

Curatieve opties

A
  • RT: external beam (cyberknife), brachytherapie
  • Radicale prostectomie
  • Andere fysische methoden
26
Q

External beam (Cyberknife)

A
  • Uitwendige bestraling
  • Robotgestuurde methode van bestraling
  • Bij grote tumoren of hoge Gleasonscore (>8) wordt HT toegevoegd
27
Q

Brachytherapie

A
  • Inwendige bestraling
  • Naald in tumor, verhit
  • LDR-jodiumzaadjes of HDR-iridium kan ligging prostaat aangegeven worden
  • Ligging varieert veel vanwege de vulling van rectum en blaas
28
Q

Radicale prostectomie

A
  • Open chirurgie
  • Laparoscopisch met robot
  • Bij kans op positieve klieren >5-10% wordt ook lymfeklierdissectie gedaan
29
Q

Andere fysische methoden

A
  • Cryotherapie
  • Bestralen met protonen
  • HIFU-methode
  • Ultrasonography
  • Verhitten als een soort magnetronstraling
30
Q

Salvage behandelingen

A
  • Bij recidief om alsnog curatie te kunnen krijgen
  • Uitwendige bestraling: EBRT, cyberknife, cryotherapie, salvage prostectomie en salvage klierdissectie
31
Q

Eerste keuze metastasen

A

HT -> Androgeen deprivatie therapie (ADT)

Kan middels chemische castratie (bicalutamide, LHRH-agonist of antagonist) of operatieve castratie

32
Q

Weetjes over HT

A
  • Werkt 18 maanden
  • Hoe lager Gleasonscore, hoe langer HT werkzaam is
  • Veel bijwerkingen zoals minder energie, opvliegers, gewichtstoename, osteoporose, afname libido
  • Winst is iets langer leven bij vroege start
  • Voor symptomatische metastasen verdwijnen de klachten
33
Q

Combinatie HT en CT

A
  • Bij veel metastasen
  • Bij bot- en viscerale metastasen
  • Overlevingswinst met 13-17 maanden t.o.v. ADT
  • 6 kuren docetaxel direct na het starten met LHRH-agonist