H11.1 Flashcards

1
Q

Risicofactoren gastro-intestinale tumoren

A
  • Leeftijd
  • Geslacht: slokdarm- en darmkanker komt vaker voor bij mannen
  • Leefstijl: roken en alcoholgebruik geeft verhoogd risico op slokdarmcarcinoom
  • FA
  • VG
  • Symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Algemene symptomen kwaadaardige tumoren

A
  • Moeheid
  • Gewichtsverlies (vergroot energieverbruik en verminderde eetlust)
  • Pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Specifieke symptomen

A
  • Obstructieklachten (afhankelijk van locatie)
  • Bloedverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Symptomen slokdarmcarcinoom meest voorkomend

A
  • Passageklachten (dysfagie) door vernauwd lumen
  • Pijn (tussen schouderbladen)
  • Gewichtsverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Minder voorkomende symptomen slokdarmcarcinoom

A
  • Bloedbraken
  • Melena
  • Heesheid
  • Hikklachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Heesheid oorzaak

A
  • Naast slokdarm loopt n. laryngeus recurrens
  • Zenuw stuurt stembanden aan
  • Stembanden kunnen uitvallen als slokdarmtumor doorgroeit in n. laryngeus recurrens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hikken oorzaak

A
  • Tumor kan middenrif prikkelen
  • N. phrenicus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

PVC ontstaat normaal uit…

Adenocarcinomen ontstaan bij…

A

Slokdarmweefsel

Barrett slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Proximale symptomen maagcarcinoom

A
  • Dysfagie (passageklachten)
  • Bloedverlies
  • Gewichtsverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Niet-proximale symptomen maagcarcinoom

A
  • Verminderde eetlust
  • Snel vol gevoel
  • Misselijkheid en braken
  • Gewichtsverlies
  • Pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gevolg als tumor pylorus blokkeert

A
  • Deels verteerd voedsel braken
  • Bij slokdarmcarcinoom bestaat het braaksel voornamelijk uit onverteerde voedselresten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Symptomen CRC

A
  • Grootste deel (70%) aan linkerkant (descendens, sigmoïdeum, rectum)
  • 20% rechts (ascendens, caecum)
  • 10% transversum

Veel voorkomend:
- Veranderd defecatiepatroon
- Bloedverlies
- Buikpijn

Minder voorkomend:
- Ileus (misselijkheid en braken)
- Gewichtsverlies
- Vermoeidheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom geven tumoren rechts later klachten?

A
  • Ontlasting is nog dun
  • Bloed is gemengd in ontlasting dus minder goed zichtbaar (melena)
  • Bij links is bloed bij ontlasting beter te zien en ontstaan er eerder klachten (overloopdiarree)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Symptomen pancreascarcinoom

A
  • Rugpijn (doorborend rug navel)
  • Gewichtsverlies (verminderde vertering van voedingsstoffen waaronder vetten)
  • Stille icterus

75% in kop
10% in staat
15% tussen kop en staart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Symptomen galwgcarcinoom

A
  • Icterus
  • Jeuk
  • Pijn in bovenbuik
  • Verminderde eetlust
  • Gewichtsverlies

Wanneer maar 1 galweg aangedaan is, kan het zijn dat symptomen van icterus minimaal zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tumoren tractus digestivus

A
  • Zaaien uit naar lever, long en minder naar botten
  • Hoe meer tumorload er is, des te meer energie dit van het lichaam vraagt
17
Q

Algemene klachten metastasen

A
  • Gewichtsverlies
  • Vermoeidheid
  • Pijn
18
Q

Levermetastasen

A
  • Normaal geen pijn
  • Wel referred pain (uitstralingspijn)
19
Q

Longmetastasen

A
  • Kortademigheid
  • Hemoptoë
  • Pijn aan thorax (pleuritis carcinomatosa)
20
Q

Botmetastasen

A
  • Pijn
  • Zenuwuitval
21
Q

Eisen bevolkingsonderzoek

A
  • Groot aantal mensen krijgen ziekte
  • Groot aantal mensen overlijdt aan ziekte
  • Vroege opsporing leidt tot verlaging incidentie en/of verlaging mortaliteit
22
Q

Diagnostiek

A
  • Bloedonderzoek
  • Endoscopisch: gastro- en/of colonscoop of ERCP-scoop
  • Radiologisch: endo-echo, CT-scan
  • Nucleair: PET-CT, PET-scan
23
Q

Diagnostiek oesophaguscarcinoom

A
  • Gastroscopie met biopten
  • Scoop via mond naar slokdarm en tot in maag
  • In scoop zit een lampje voor licht (processor), camera, instrument opblazen, biopten nemen
  • Stent plaatsen of poliepen weghalen kan ook
24
Q

T-stadium oesophaguscarcinoom

A
  • T1: mucosa/submucosa
  • T2: muscularis propria (niet doorheen)
  • T3: door muscularis propria heen
  • T4: in andere organen (trachea, bronchus, aorta, pleura, diafragma)
25
Q

N-stadium oesophaguscarcinoom
M-stadium oesophaguscarcinoom

A

N: endo-echo, PET-CT
M: PET-CT van thorax en abdomen

26
Q

Diagnostiek maagcarcinoom

A
  • Gastroscopie met biopten
  • Slokdarm EN maag bekijken: cardia en angulus
27
Q

Stadiëring maagcarcinoom

A
  • CT thorax en abdomen
  • PET-CT scan
28
Q

Diagnostiek CRC

A

Colonoscopie met biopten

29
Q

Behandeling coloncarcinoom

A
  • Operatie
  • Bij lymfekliermetastasen ook nog chemo
30
Q

Stadiëring CRC

A

T en N postoperatief bepalen

M wordt voorafgaand aan operatie bepaald m.b.v. CT thorax/abdomen

31
Q

Behandeling rectumcarcinoom

A

Neoadjuvante chemoradiotherapie met operatie

32
Q

Stadiëring rectumcarcinoom

A
  • T en N m.b.v. MRI
  • M m.b.v. CT thorax/abdomen
33
Q

Diagnostiek pancreascarcinoom

A
  • CT
  • Endo-echo met FNA/FNB
  • Operatie (Whipple-operatie)