H11.5 Flashcards
1
Q
Bijwerkingen chemo
A
- Diarree: soms 10x per dag
- Hand-voet syndroom: in brand en rood
- Ernstige mucositis: verbranding van slijmvlies
- Huidtoxiciteit: acne, krentenbaard, pus
- Polyneuropathie: pijn, tintelingen, spierzwakte in handen en voeten
2
Q
Waarvan is succes adjuvante behandeling afhankelijk?
A
- TNM-classificatie
- Leeftijd
- Comorbiditeit
Bij winst van >3% al genoeg reden om te behandelen
3
Q
Inductietherapie
A
- Lukt bij 20%
- 5-jaarsoverleving van 33%
4
Q
Onbehandelde patiënten met niet-curatieve CRC
A
Overleving van 6-8 maanden
5
Q
Chemotherapie
A
- Fluoropyrimidines
- Irinotecan
- Oxaliplatin
6
Q
Doelgerichte therapie
A
- VEGF-inhibitie
- EGFR-inhibitie
- BRAF-inhibitie
7
Q
Immunotherapie
A
Pembrolizumab
8
Q
Voordelen systemische therapie bij niet-curatieve CRC
A
- Vermindering klachten
- Levensverlenging
- Hoop
9
Q
Nadelen systemische therapie bij niet-curatieve CRC
A
- Bijwerkingen
- Kosten
- Tijd in ziekenhuis
10
Q
Waar is de keuze om te behandelen met systemische therapie bij niet te genezen CRC van afhankelijk?
A
- Aard metastasen
- Leeftijd
- Conditie patiënt
- Behandelwens
11
Q
VEGF-inhibitie
A
Remmen angiogenese
12
Q
EGFR-inhibitie
A
- Remmen proliferatie en angiogenese
- RAS-eiwit dus bij mutatie in KRAS-gen heeft het geven van EGFR-inhibitie geen zin
13
Q
BRAF-inhibitie
A
- Remmen proliferatie en angiogenese
- BRAF zit in EGFR, maar onder KRAS-eiwit
- BRAF inhibitie zonder EGFR inhibitie is niet zinvol
- Werkt alleen bij BRAF-mutaties
14
Q
Twee soorten immunotherapeutische middelen
A
- CTLA-4 remmers: interactie dendritische cel en T-cel
- PD1 remmer: interactie tussen T-cel en tumorcel
15
Q
Werking immuuntherapie
A
- Zorgen voor activatie eigen immuunsysteem
- Kan bijwerkingen geven
- Hoe meer mutaties, hoe meer lichaamsvreemde eiwitten tot expressie aan celoppervlak, hoe beter herkenning T-cel