9 - Moleculaire diagnostiek en therapeutische consequenties bij longkanker Flashcards

1
Q

Welke 3 vormen van het niet-kleincellig carcinoom zijn er?

A
  • Plaveiselcelcarcinoom
  • Adenocarcinoom
  • Grootcellig carcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn kenmerken van plaveiselcelcarcinomen?

A

Ze hebben een relatie met bronchustakken. Ze zijn vaak necrotisch en verhoornd. Ze bevatten echter geen buis- en slijmvorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn kenmerken van adenocarcinomen?

A

Microscopisch zijn klierbuizen aanwezig en slijmvorming. Er zijn geen desmosomen en geen verhoorning. Het bevat ook precursor afwijkingen -> atypische adenomateuze hyperplasie (AAH). Deze is niet destructief en is non-invasief. Zodra deze uitgroeit tot >5 mm spreken we van een adenocarcinoma in situ.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe verschillen plaveiselcelcarcinomen en adenocarcinomen onder elkaar op basis van lokalisatie?

A

Adenocarcinomen zijn vaak perifeer gelegen terwijl plaveiselcelcarcinomen vaak juist centraal zijn gelegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn kenmerken van grootcellig carcinomen?

A

Ze kunnen zich overal in de long bevinden en zijn sterk geassocieerd met roken. Ze bevatten middelgroot tot grote cellen. Er is geen sprake van buisvorming, slijmvorming, desmosomen of verhoorning. Deze tumor bevat scherpe celgrenzen en de nucleoli zijn duidelijk zichtbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn kenmerken van kleincellige carcinomen?

A

Deze zijn vaak centraal in de long gelegen. Is sterk geassocieerd met roken. Er is geen sprake van buisvorming, slijmvorming, desmosomen of verhoorning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly