12 - Statische begrippen Flashcards
Wanneer is hetgene wat je hebt gemeten betrouwbaar?
Als je telkens hetzelfde meet.
Welke 2 kwantitatieve waarden zijn er?
Discrete en continue waarden
Wat zijn discrete waarden?
Gehele getallen (aantal zieke dagen, aantal kinderen)
Wat zijn continue waarden?
Reële getallen (lengte, gewicht, bloeddruk, inkomen)
Wat zijn binnen de statistiek numerieke variabelen?
Gemiddelde, mediaan, standaarddeviatie of interkwartielafstand
Wat is de reden dat we een T-test doen?
Om de numerieke uitkomstvariabele te bepalen tussen verschillen van bijvoorbeeld behandelingen.
Waarvoor dient een lineaire regressie-analyse?
Je kunt hiermee corrigeren voor verschillen tussen groepen zoals bijvoorbeeld geslacht, leeftijd of bloedgroep.
Welke 2 categorische variabelen zijn er?
Nominaal en ordinaal
Wat is een nominale variabele?
Deze heeft geen ordening (geslacht, soort OK, klacht)
Wat is een ordinale variabele?
Een variabele met een rangorde (ernst ziekte, stagering tumor)
Wat houdt variantie in?
Variantie houdt in dat je ieder individu met het gemiddelde vergelijkt.
Wat is het verschil tussen een toevallige en systematische fout?
Een toevallige fout kun je niet voorkomen (steekproefvariabiliteit) en een systemische fout kan ontstaan door fouten/gebreken in de steekproef, meetmethoden en analyses.
Van welke 2 factoren is de spreiding afhankelijk?
- Individuele waarden
- Grootte van de steekproef