10 - Prognostische, predictieve factoren en (neo)adjuvante therapie Flashcards

1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar kijken we naar als we anti-hormonale of anti-Her2-therapie willen geven?

A

We kijken dan naar de aanwezigheid of afwezigheid van HR- of Her2-receptoren. We geven alleen anti-hormonale therapie als we weten dat er HR-receptoren aanwezig zijn en geven alleen anti-Her2 therapie als we weten dat er Her2-receptoren aanwezig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de belangrijkste factor bij het voorkomen van afstandsmetastasen?

A

Het optimaliseren van de systemische therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer is het risico op recidief het grootst?

A

De kans op een lokaal recidief zit met name in het begin van het traject. Hoe verder je in het traject komt, hoe kleiner de kans is dat de patiënt recidiveert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen prognostische en predictieve factoren?

A

Prognostische factoren:
- Voorspellers voor de kans op het ontwikkelen van metastasen
- Bijvoorbeeld histologische graad, grootte, aantal aangedane lymfeklieren, ER-status, leeftijd

Predictieve factoren
- Voorspellers voor de kans op respons op therapie
- Bijvoorbeeld ER-status en Her2-receptor status

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer tolereren we overbehandeling bij patiënten?

A

Als >3% of meer van de patiënten baat heeft bij de na-behandeling, wordt het getolereerd dat de overige 97% wordt overbehandeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij welke patiënten doen we een mammaprint?

A

We doen een mammaprint bij een beginnend klinisch risico van >88% borstkanker specifieke survival (BCCS).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer geef je sowieso adjuvante chemotherapie en dus geen mammaprint?

A

Bij iemand met een beginnend klinisch risico van 78% BCSS, zal het niet uitmaken of iemand een low risk of high risk mammaprint heeft. Je zou dan ongeacht adjuvante chemotherapie geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen mammaprint en oncotype Dx?

A

Mammaprint geeft een resultaat weer in low of high risk en Oncotype Dx geeft een resultaat weer in de kans op recidief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke groep patiënten die een oncotype dx heeft gehad heeft baat bij adjuvante chemotherapie?

A

Alleen de patiënten met een high risk op recidief hebben baat bij adjuvante chemotherapie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly