8 - Supportive care bij hematologische maligniteiten Flashcards

1
Q

Wat zijn gevolgen van een beenmergdepressie en welke klachten horen hierbij?

A
  • Tekort aan erytrocyten: anemie
    o Vermoeidheid, POB, kortademigheid, bleek zien, hartkloppingen, duizeligheid -> klachten passend bij hartfalen
  • Tekort aan leucocyten: leucopenie
    o Opportunistische infecties = infectie door een verwekker waar je normaalgesproken niet ziek van wordt
  • Tekort aan trombocyten: trombopenie
    o Verhoogde bloedingsneiging
     Spontaan blauwe plekken
     Blodeneus
     Tandvleesbloedingen
     Hevige menstruatie
     Petechiën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn 3 soorten behandeling bij een anemie?

A
  • EPO toedienen
  • Bloedtransfusie
  • Fe/vitamines
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij welke trombocyten waarde geven we een transfusie?

A

< 10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom zijn we terughoudend bij het toedienen van EPO bij een anemie?

A

We zijn terughoudend in het toedienen van EPO, omdat er anders hyperviscositeit kan ontstaan van het bloed. Hierdoor krijg je trombose problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn behandelingsmogelijkheden bij een leucopenie?

A
  • G-CSF -> zorgt ervoor dat voorlopercellen gaan differentiëren
  • Granulocytentransfusie
  • SDD-profylaxe -> selectieve darm de-contaminatie (wel risico op resistentie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer zijn we terughoudend bij het toedienen van G-CSF, en wanneer niet?

A

We zijn bij AML terughoudend bij het geven van G-CSF, omdat dit de tumor kan voeden. Bij ALL zijn we niet terughoudend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn 3 behandelingsmogelijkheden bij een trombopenie?

A
  • Transfusie
  • TPO-R
  • Tranexaminezuur -> zorgt ervoor dat bloedplaatjes beter geactiveerd raken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de transfusiegrenzen van Hb?

A
  • < 25 jaar: 4,0 mmol/L
  • 25-50 jaar: 4,5 mmol/L
  • 50-70 jaar: 5,0 mmol/L
  • > 70 jaar: 5,5 mmol/L
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de universele donor en de universele ontvanger?

A

O-negatief is de universele donor en AB-positief is de universele ontvanger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke anamnestische gegevens heb je nodig op voorhand van het geven van een transfusie?

A
  • Eerder transfusie
  • Zwangerschap -> patiënt kan antistoffen gevormd hebben
  • Bekend met antistoffen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn 6 risico’s van een transfusie?

A
  • Hemolytische transfusiereactie
  • Koorts reactie
  • Allergische reactie
  • Overdracht ziekteverwekkers
  • TRIAL (tranfusion-related acute lung injury)
  • Ijzerstapeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn indicaties voor een plasmatransfusie?

A

Indicaties zijn tekort aan stollingsfactoren en massaal bloedverlies, diffuus intravasale stolling, aangeboren tekort aan stollingsfactoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly