8 - Lymfomen Flashcards

1
Q

Hoe vertoont een Hodgkin lymfoom zich macroscopisch?

A

Bij Hodgkin-lymfoom is er een verlies van de architectuur van de lymfeklier. Dit komt door de verbindweefseling van de lymfeklier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe presenteert een Hodgkin lymfoom zich microscopisch?

A
  • Hodgkin/Reed Sternberg cellen (5%)
  • Ontstekingsachtergrond met lymfocyten, plasmacellen en eosinofielen
  • Meestal sclerose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom kan je met een biopt vaak niet de diagnose van Hodgkin lymfoom stellen?

A

Met een biopt kan je som de diagnose niet stellen, aangezien de Hodgkin cellen maar voor 5% van de cellen vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij aankleuring van welke cellen kan de diagnose Hodgkin gesteld worden?

A

Bij CD30+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de belangrijkste plaats van tumor initiatie voor de meeste B-cellymfomen?

A

Het kiemcentrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij welke 3 ziektebeelden komen gemuteerde Ig-genen voor?

A
  • Diffuus grootcellig B-cel lymfoom
  • Folliculair lymfoom
  • Hodgkin lymfoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij welk ziektebeeld komen ongemuteerde Ig-genen voor?

A

Mantelcellymfoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op welke 3 locaties kunnen non-Hodgkin lymfomen ontstaan? En welke komen het meeste voor?

A
  • Nodaal (in lymfeklier)
    o Meest voorkomende
  • Extranodaal (in organen)
  • Leukemisch (in bloed)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 3 vormen van gedrag kunnen voorkomen bij non-Hodgkin lymfomen?

A
  • Indolent -> chronisch
  • Aggressief -> snel
  • Zeer aggressief -> zeer acuut
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij welk lymfoom past t(8;14)?

A

Burkitt lymfoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat voor eigenschappen passen bij het folliculair lymfoom?

A
  • Ouderen
  • Pijnloze lymfeklierzwelling
  • NHL kan overal in het lichaam voorkomen
  • Rustig (indolent)
  • Klachten t.g.v. lokalisatie
  • Algemene klachten: B-symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke technieken gebruik je na diagnose voor stadiëring?

A

CT-scan hals, thorax, abdomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe noemen we de witte opheldering die microscopisch zichtbaar is bij een bepaald lymfoom?

A

Sterrenhemel macrofagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij welk soort lymfoom komen sterrenhemel macrofagen voor?

A

Burkitt lymfoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat onderzoeken we specifiek bij Burkitt lymfoom en waarom?

A

Bij Burkitt lymfoom is er vaak een uitbreiding naar de liquor, vandaar dat we de liquor ook onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoeveel procent van de patiënten met Burkitt lymfoom geneest?

A

80%

17
Q

Welke 3 vormen van Burkitt zijn er?

A
  • Burkitt lymfoom ovaria
  • Sporadisch
  • Door immundeficiëntie
18
Q

Wanneer moet je altijd aan Burkitt denken?

A

Bij een snel delend lymfoom in de buurt van het coecum, moet je altijd aan Burkitt denken.

19
Q

Welke behandeling werkt vaak goed bij Burkitt lymfoom?

A

Chemotherapie, omdat Burkitt lymfoom snel deelt reageert het hier goed op.

20
Q

Wat zijn kenmerken van het diffuus grootcellig B-cel lymfoom?

A
  • Ouderen
  • Pijnloze lymfeklierzwelling
  • Kan overal in het lichaam voorkomen (nodaal of extranodaal)
  • Agressief: snelle groei
  • Klachten door lokalisatie
  • Algemene klachten: B-symptomen
21
Q

Welke diagnose kan gesteld worden bij een MYC-translocatie?

A

Burkitt lymfoom. Als er ook sprake is van een bcl-2 translocatie is, kan er ook sprake zijn van een ander lymfoom.

22
Q

Wat is altijd vereist bij de diagnose van non-Hodgkin lymfoom?

A

Histologie

23
Q

Waarom bepaal je de kappa en labda positiviteit van het immunofenotype?

A

Om de klonaliteit van de B-cellen te bepalen.

24
Q

Waarom kan je de kappa en labda positiviteit bij T-cellen niet bepalen?

A

Omdat kappa en labda onderdeel zijn van de B-cel receptor.

25
Q

Wanneer spreken we van stadium 1 bij lymfomen?

A

1 lymfeklierstation aan 1 kant van het diaphragma.

26
Q

Wanneer spreken we van stadium 2 bij lymfomen?

A

2 lymfeklierstations (hals en mediastinum) aan 1 kant van het diaphragma (maakt niet uit hoeveel lymfeklieren, zolang het aan 1 kant van het diaphragma zit)

27
Q

Wanneer spreken we van stadium 3 bij lymfomen?

A

Aan weerszijden van het diaphragma lymfeklierstations

28
Q

Wanneer spreken we van stadium 4 bij lymfomen?

A

Ook in de andere organen (bij beenmerg altijd stadium 4)

29
Q

Hoe behandel je stadium 1/2 lymfoom? En hoeveel mensen genezen?

A
  1. 3 kuren rituximab – CHOP
  2. ‘involved node’ radiotherapie
    Curatie mogelijk bij 95%
30
Q

Hoe behandel je stadium 3/4 lymfoom? En hoeveel mensen genezen?

A
  1. 6 kuren R-CHOP plus 2 rituximab
    50-60% genezingskans
    Indien niet fit: R-mini-CHOP of R-CHOP of R-CEOP (etopside i.p.v. doxorubicine).
31
Q

Wat is de tweedelijnsbehandeling van lymfomen?

A

Re-inductie van chemotherapie gevolgd voor autologe stamceltransplantatie.

32
Q
A