2B2 week 3 HC 1 & 8 Koorts en immunologie Flashcards

1
Q

wat doen plasmacellen

A

maken antistoffen of immunoglobulines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waaruit bestaan antistoffen

A

zware keten: IgA, IgG, IgM en een
lichte keten; lambda of kappa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn kenmerken van een multiple myeloom?

A
  • Monoklonale plasmacel proliferatie
  • 1 type immunoglobuline (M proteine)
  • Behandeling met autologe of allogene stamceltransplantatie en 4 tot 5 kuren chemotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waar vindt de ig-switch plaats

A

in het kiemcentrum van een follikel in de lymfeklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

b-cel ontwikkeling

A

precursor b-cellen ondergaan vdj-recombinatie, waarna ze allemaal IgM tot expressie brengen -> gaan naar lymfeklier en daar zullen ze antigenen tegenkomen -> Ig-switch -> na activatie ontwikkelen de b-cellen zich tot plasmacellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn plasmacellen normaal

A

polyklonaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke subtype betreft het bij MM meestal

A

IgG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe wordt de eerst afwijkende klasse switch genoemd

A

hit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar leidt de eerste afwijkende klasse switch tot en wat gebeurd er wanneer een tweede hit plaatsvindt

A

monoclonal gammopathy of unknown significance (MGUS). wanneer er een tweede hit plaats vindt ontstaat een asymptomatische (smouldering) myeloom. 1% van de MGUS leidt per jaar tot een MM. MM wordt altijd voorafgegeaan door een MGUS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

symptomen MM en oorzaak

A

pijn in skelet -> afbraak bot
kromme rug -> wervelinzakking
anemie -> beenmergverdringing
infecties -> immuundeficientie (IgG)
nierinsufficientie -> cast nefropathie
dorst -> hypercalciemie
moeheid -> ziekte, anemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat ontstaat er wanneer meerdere hits hebben plaatsgevonden

A

plasmacel leukemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe leidt een myeloom plasmacel tot botlaesies

A
  • zet de osteoclast aan die het bot afbreekt
  • zet de osteoblast uit die het bot niet meer aan kan maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wanneer wordt een myeloom behandeld

A

als er aan de crab criteria voldoet:
hypercalciemie, nierinsufficientie, anemie of botlaesies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

diagnostiek MM

A
  • bloedonderzoek: m-proteine
  • CT-scan
  • beenmerg onderzoek
  • immunofenotypering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat kan gebruikt worden bij MM om het ziektebeloop in de gaten te houden

A

aantal immunoglobulines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe verspreid een pneumokokken infectie?

A

Komt binnen via neus en kan door het hele lichaam verspreiden
- Vaak lobulaire pneumonie

17
Q

welke soorten infecties kan pneumokokken veroorzaken

A
  • acute sinusitis
  • cellulitis
  • endocarditis/ pericarditis
  • meningitis/ hersenabces
  • osteomyelitis
  • otitis media
  • peritonitis
  • pleura empyeem
  • pneumonie
  • primaire bacterieme
  • septische artritis
  • tracheobronchitis
18
Q

waarmee kenmerkt invasieve pneumokokken ziekte (IPD) zich mee

A
  • pleura-epyeem
  • primaire bacterieme
  • meningitis/ hersenabces
  • osteomyelitis
  • septische artritis
  • cellulitis
  • peritonitis
  • endocarditis/ pericarditis
19
Q

Wat zijn kenmerken van pneumokokken?

A
  • Gram positieve diplokokken met kapsel
  • Gevoelig voor penicilline
20
Q

waarvoor zorgt het kapsel van de pneumokokken

A

dat de macrofaag de bacterie slecht kan fagocyteren. voor het afbreken van een micro-organismen met een kapsel zijn opsoninen nodig

21
Q

welke twee soorten opsoninen zijn er

A
  • immunoglobuline
  • complemtensysteem -> werk beter
  • beide aanwezig is het meest optimaal
22
Q

welke twee soorten opsoninen zijn er

A
  • immunoglobuline
  • complemtensysteem -> werk beter
  • beide aanwezig is het meest optimaal
23
Q

welke drie dingen zijn er nodig voor de afweer tegen pneumokokken

A
  • immunoglobuline
  • complement
  • milt ( functioneert als een soort zeef om bacterien eruit te halen en stimuleert de aanmaak van IgG)
24
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken voor te weinig opsonisatie?

A
  • Tekort aan immunoglobulinen: hypogammaglobulinemie
  • Tekort aan complement aangeboren of verworven (beide zeldzaam) of door te veel gebruik bij hele ernstige infecties of auto-immuunziekten
  • Fysiologische of functionele asplenie ( door bvb sikkelcelanemie -> gaan de cellen klonteren en verschompelt de milt door infarcten)
25
Q

waarbij kan hypogammaglobulinemie voorkomen

A
  • cvid
  • selectieve IgG-subklassedeficiëntie
  • MM
  • chronische lymfoblasten leukemie
  • non-hodgkin lymfoom
26
Q

risicofactoren voor pneumokokken infectie

A
  • hypogammaglobulinemie
  • splenectomie
  • complementdeficientie
  • hiv-infectie
  • corticosteroiden
  • systeemziekten: DM, levercirrose, nierinsufficientie
  • alcoholisme, drugsgebruikers
  • ondervoeding
  • decompensatio cordis
  • chronische respiratoire aandoeningen
  • influenza
  • roken
  • ouderdom
27
Q

Waaruit bestaat de preventie van een pneumokokken infectie?

A
  • Antibiotica profylaxe (penicilline/amoxicilline)
  • Antibiotica op zak (amoxicilline/clarithromycine) (als koorts ontstaat)
  • Vaccinatie: pneumovax (23-valent polysaccharide) of prevenar (7-valent of 13-valent conjugaat vaccin)
  • Immunoglobuline IVIG toedienen
28
Q

behandeling pneumokokken infectie

A

penicilline

29
Q

mediane overleving MM

A

60 maanden, afhankelijk van cytogenetische afweer, B2 microglobuline en albumine

30
Q

Wat zijn gevolgen van een DOCK 8 deficiëntie?

A
  • Mucocutane infecties en schimmel infecties
  • Lymfomen
  • Hyper IgE
31
Q

Wat zijn functies van DOCK 8?

A
  • Polarisatie
  • Immunologische synaps
  • Regulatie STAT3
  • Treg gereguleerde suppressie
  • Actine organisatie
  • Granula release
32
Q

Wat zijn kenmerken van een STAT6 GOF mutatie?

A
  • In DNA bindend domein
  • Belangrijk voor IL4 en IL13: allergie
  • Behandelen met duplimab
33
Q

Wat is een immuundysregulatiesyndroom?

A

Combinatie van immuundeficiëntie, auto immuniteit en auto inflammatie

34
Q

Wat is DRESS?

A

Drug reaction with eosinofiele and systemische symptomen
- Reactie op medicatie: hepatitis, nefritis