1.B.9 - HC.3 Osmoregulatie versus volumeregulatie Flashcards
Wat gebeurt bij een dreigend zouttekort?
macula densa merkt op –> stimuleren via prostaglandines secretie van renine en remmen reninesecretie via adenosine –> angiotensine II en aldosteron –> zoutretentie in de nier
wat zijn stoornissen die te maken hebben met zoutretentie?
- hypertensie
- oedeem
Wat gebeurt er bij een dreigend water te kort?
plasmaosmaliteit stijgt –> osmoreceptoren hypothalamus stimuleren ADH-afgifte door hyposfyse –> water reabsorptie via AQP-2
wat is het verschil tussen osmo en volumeregulatie
- osmoregulatie: grijpt in op natriumconcentratie (in mmol/L), natriumconcentratie beinvloedt de osmolaliteit
- volumeregulatie: grijpt in op de Na+ hoeveelheid (in mmol), beinvloed bloedvolume en dus bloeddruk
wat is renale respons op daling van extracellulaire volume (ECF)?
renale baroreceptoren registreren dat GFR daalt –> juxtaglomerulaire cellen geven renine af –> angiotensine II (proximale tubulus) en aldosteron (distale gebieden) concentraties stijgen –> natrium reabsorptie en waterretentie
Wat is de neurale respons op volume daling ECF?
baroreceptoren andere organen (aortaboog en sinus caroticus) –> afgifte van AVP via hypofyse –> activatie sympathische zenuwstelsel –> (stimulerende werking Na-reabsorptie)
Wat is de cardiale respons op volumedaling ECF?
opgemerkt door atriale rekreceptor –> minder ANP gemaakt –> natriumexcretie geremd
Wat is AVP
AVP = ADH
Wat is osmolatiteit en osmolariteit?
osmolaliteit (osmol/kg) = moleculaire concentratie van alle in oplossing osmotisch werkzame stoffen (geschat 2*[Na] in plasma
osmolariteit (osmol/L) = 290 osmol/L
Wat doe AVP/ADH?
- zorgt voor waterretentie door VP-2 receptoren in verzamelbuis
- vasoconstrictie door VP-1 receptoren –> stijging bloeddruk
Wat gebeurt er als de AVP niet genoeg is voor water te kort?
Dorstprikkel
Hoe werken osmosensoren?
TRPV-kanalen hypothalamus rekgevoelig activeren bij zwelling als gevolg van hyperosmolariteit –> meer ADH afgifte –> dorstprikkel en watervastgehouden –> osmolariteit daalt en zwelling neemt af
Hoe werkt de volumeregulatie?
ECF (effective circulating volume) wordt geregistreerd door baroreceptoren in sinus caroticus, arcus aortae, atria en afferente arteriole in de nier –> RAAS-systeem, sympathisch zenuwstelsel, AVP e ANP –> korte termijn hart en bloevaten lange termijn Na+-secretie
Hoe werkt de osmoregulatie?
plasma osmolaliteit wordt gemeten door osmoreceptoren in hypothalamus –> AVP en dorstprikkel –> nier en hersenen –> waterexcretie en waterinname
Hoe onstaat angiotensine II?
- angiotensinogeen wordt in de lever gemaakt
- renine uit de nieren zet angiotensinogeen om in angiotensine I
- ACE uit longen en circulerende bloedbaan zet angiotensine I om in angiotensine II
wat zijn belangrijke effecten van angiotensine II?
- aldosteron secretie via de bijnier
- vasoconstrictie
- versterking van tubuloglomerulaire feedback
- hypertrofie van tubuluscellen (meer natrium reabsorptie)
- stimulatie van dorst en ADH secretie in de hypothalamus
Wat zijn klinische voorbeelden van stoornissen van water en zoutbalans?
- oedeem: nefrotisch syndroom –> extreme natriumretentie en dus waterretentie, te behandelen met diuretica = natriuretica
- dehydratie: gevolg van nefrogene diabetes insipidus (veel water verlies)
- hartfalen, septische schok, levercirrose, zwangerschap en gebruik van arteriele vasodilatoren –> arteriele vasodilatatie –> volumedepletie
Hoe wordt de osmoregulatie en volumeregulatie gemeten?
volumeregulatie: natrium in urine maat voor functioneren RAAS
osmoregulatie: osmolaliteit van urine en is maat voor ADH
Wat doet aldosteron uit het RAAS?
zorgt voor natriumretentie
Hoe kan natriumretentie worden geremd?
- renineremmer
- ACE-remmer
- ARV (angiotensine receptor blokkers –> indirect ook aldosteronsecretie geremd)
- aldosteron synthase remmers
- spironolactone (blokkeert receptor voor aldosteron –> bijwerking: hyperkaliemie)
moet gecombineerd worden met diuretica voor natriumreabsorptie blokkeren