1.B.8 - IC.1 intergratiecollege Flashcards

1
Q

Hoe ontstaat luchtwegontsteking bij mensen met astma?

A

aanleg + omgevingsfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe later de astma ontstaat hoe minder het geassocieerd wordt met …?

A

eosinofielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe werkt de pathofysiologische inflammatie van astma?

A

allergeen/virus infectie opgevangen door dendritische cel –> activeert via T-helper de T-helper-2 cellen –>
- zet plasmacel aan om IgE te produceren –> werkt in op mestcel
- activeert direct mestcel (vroege reactie)
- eosinofiele granulocyten geactiveerd (late reactie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het gevolg (vooral chronische) astma op de structuur in de bronchien?

A

luchtwegepitheel raakt verdikt
- toename goblet cellen (kliercelleb die mucus produceren
- basaalmembraan kan verdikken
- ontstekingscellen manifesteren zich in lamina propria
- verdikte slijmlaag
- aantal eosinofiele granulocyten neemt toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn vragen om te stellen bij een patient met kortademigheid op de IC?

A
  • heeft u het al eerder gehad of bent u bekent met kortademigheid/ longaandoening?
  • wordt de kortademigheid veroorzaakt door iets?
  • ernstigheid van de kortademigheid?
  • medicatie gebruik?
  • bijkomende klachten (bronchits, korts)
  • wanneer zijn de klachten begonnen?
  • hoe ernstig zijn de klachten?
  • hoest u slijm op? –> wit/zoorzichtig is astma,
  • bent u bekent met allergien?
  • rookt u of doet u drugs?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn bevindingen bij lichamelijk onderzoek die passen bij astma?

A
  • verlengd, piepend expirium
  • ademfrequentie verhoogd
  • koorts
  • bloeddruk, meestal normaal
  • zuurstofsaturatie
  • percuteren (hypersensor geval van pneumothorax, gedempt bij pleuravocht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is aanvullend onderzoek wat gedaan kan worden voor astma?

A
  • bloedonderzoek: IgE antistoffen (normaal) en eosinofiele granulocyten verhoogd (normaal 5%)/ neutrofiele granulocyten, CRP-meting (verhoogd: bacteriele infectie)
  • bloedgasmeting
  • X-thorax
  • peakflowmeting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zij normale bloegaswaardes en die van iemand met astma?

A

pH: normaal 7,35-7,45
pCO2: normaal 4,7-6,3
pO2: normaal 10-13,4
O2-saturatie: 95%-99%

O2 en PCO2 kan verlaagd zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe werk de behandeling voor astma?

A
  • B2-sympathiocomimetica vernevelen (salbutamol)
  • steroiden via infuus om de inflammatie af te remmen
  • inhalatie steroiden zijn met name voor het onderhoud van astma, meestal intraveneuze toediening
  • extra zuurstof
  • opnemen op afdeling (orzaak onbekent)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe ziet de follow-up eruit?

A

visite
- inspectie en auscultatie
- peakflow meten
- longfunctiemeting met flow-volume curve
voorlichting
- leefregels
- allergenen vermijden
- peakflow meegeven om verloop te meten
- medicatie instructie van inhalatiesteroiden
controle op de polikliniek
- medicamenteuze behandeling
- GINA guidelines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn verschillen tussen COPD en astma?

A

COPD
- begint vaak pas op latere leeftijd
- symptomen zijn langzaam progressief
- vaak lange rook geschiedenis
- dyspnoe gedurende inspanning
- irreversibele luchtflow limitatie

Astma
- begint vaak op jonge leeftijd
- symptonen varieren van dag op dag
- symptomen zijn zterk ‘snacht of in de vroege ochtend
- patient heeft allegien, rhinitis en of eczeem (gehad)
- grotendeels reversibele luchtflow limitatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de kenmerken van chronische bronchitis?

A
  • hypersecretie van slijm ‘mucostase’ in bronchien
  • hyperplasie van bronchiaal weefsel
  • toename van slijmbekercellen (ten koste van trilharen)
  • squameuze metaplasie
  • ontsteking
  • fibrose: verlittekening leidt tot vernauwing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op basis waarvan gaat de diagnose van COPD?

A
  • FEV1/FVC < 0,7
  • aantal exacerbaties
  • samenhangende systemische ziektes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn vragen om te stellen bij de anamnese bij COPD?

A
  • sinds wanneer zijn de klachten verergerd?
  • ernst van klachten, inspanning of ook rust?
  • hoesten sputum? kleur groen = ontregelt
  • koorts?
  • andere klachten?
  • exacerbaties?
  • roken/ drugs?
  • beroep?
  • zuurstof gebruikt?
  • medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is extra diagnostiek die gedaan kan worden?

A
  • X-thorax
  • labwaardes (leukocyten)
  • bloedgas (CO2 verhoogd, O2 verlaagd)
  • sputumkweek kijken naar bacterien
  • ECG om eventuele hartproblemen te onderzoeken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly