1B2 - W9 - HC5 Renale zuur-base fysiologie Flashcards

1
Q

Wat is renale zuur-base regulatie?

A
  • Handhaving zuur-base evenwicht (fysiologie)
  • Verdediging tegen zuur-base afwijkingen (pathologie)

Metabool kan:
- Acidose > diabetische ketoacidose, lactaat acidose, diarree en/of nietfalen.
- Alkalose > antacida, maagzuur verlies en/of braken.

Respiratoir kan:
- Acidose > hypoventilatie.
- Alkalose > hyperventilatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 3 verdedigings linies zijn er?

A
  • Buffers (bicarbonaat, CO12, eiwit o.a. Hb en fofsaat).
  • Alveolaire ventilatie (regelt pCO2)
  • Zuur (base) uitscheiding door de nier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe weten we dat de nier onder fysiologische condities netto zuur uitscheidt?

A
  • Nierfalen leidt tot renale tubulaire acidose.
    Bepaald de hoeveelheid H+ in urine buffers (NH4+, fosfaat, creatinine, urinezuur) > 70 mmol/24h (= netto zuur excretie, NEA).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt verwijdering van niet-vluchtig zuur door de nieren?

A

Stap 1 (cel, plasma, ery’s): neutralisatie van H+ door bicarbonaat buffer gevolgd door CO2 uitadeling.
Stap 2 (nier):
- Filtratie Na+A- door de glomerulus > tubulaire vloeistof.
- Secretie van H+ in nierfiltraat gekoppeld aan secretie van ‘nieuw’ bicarbonaat in bloed (ter compensatie van systemisch HCO3- verlies).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke buffers zitten in de urine?

A

40% van het zuur: Fosfaat > creatinine&raquo_space;> urinezuur = titreerbaarzuur.
60% van het zuur bindt aan ammoniak = niet-titreerbaarzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn voordelen van ammoniak als H+ buffer in nierfiltraat/urine?

A
  • pH in nierfiltraat/urine = 4,5 - 6,8 ? 99% NH3 is geprotoneerd (NH4+) > efficiente buffer.
  • Geen calcium precipitaten, zoals met fosfaat kan optreden.
  • NH3 productie in de proximale tubulus kan ongeveer 100x stijgen bij chronische acidose > nuttige adaptatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 2 processen spelen een rol in de handhaving van de zuur-base evenwicht door de nier?

A
  1. Terugresorptie van bicarbonaat uit het nierfiltraat (98%).
    Compartimenten: PT (80%), TAL (15%) en DT + CCD (5%)..
  2. Excretie van de dagelijkse productie van niet-vluchtige zuren in de urine (2%).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt de netto zuur excretie gedefinieerd door de nier?

A

NAE = Vurine x ([NH4+] + [titreerbaar zuur] - [HCO3-]) urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe werkt de terugresorptie van gefiltreerd bicarbonaat?

A

De belangrijkste exchanger is NHE (wisselt protonen uit tegen Na), in ultrafiltraat zit bicarbonaat. NHE secerteerd protonen en zorgt ervoor dat hier koolzuur wordt gemaakt, dit is een uitwisselingproces met natruim. Koolzuur wordt door carbonzuuranhydrase omzet in CO2 en H20 (enzymen kunnen opvoeren). CO2 diffundeerd cel in, H2O volgt of via aquaporines. Intracellulair wordt er van CO2 en H2O door een carbonzuuranhydrase weer HCO3- en proton van gemaakt.
HCO3- wordt afgegeven aan de basolaterale (bloedkant) zijde van de darm, daarmee wordt HCO3- met water binnen gehaald. In de proximale tubulus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe is de uitscheiding van H+ via niet-HCO3- urine buffers, titreerbaar zuur? Wat is het voordeel hiervan en waardoor wordt de capaciteit beperkt?

A

In de apicale membraan zit een NHE (met name PT) of een protonpomp (kost ATP, met name in verzamelbuis). Protonen worden uitgescheiden in de urine en kunnen binden aan buffer. Protonen komen van CO2 en H2O. Proton gaat er apicaal uit, HCO3- basolateraal.
–> Zuur = apicaal, base = basolateraal.

  • Voordeel: winst van 1 HCO3- per H+ en reduceert Na verlies in urine.
  • Capaciteit wordt beperkt door: concentratie fosfaat en maximale pH gradient.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe is de uitscheiding H+ via de vorming van NH4+ uit ammoniak? Terwijl de productie en secretie in de PT plaatsvindt. Via niet vluchtige zuren.

A

Ammoniak wordt gemaakt in de PT, daar zitten enzymen die glutamine omzetten in glucose (gluconeogenese) waarbij ammoniak vrijkomt > cytoplasma en is in evenwicht met ammonium. In de apicale membraan van PT zit Na/proton exchanger die protonen kan uitwisselen tegen natrium. De pKa was 9,5. Intracellulair ongeveer 7 dus verhouding is 1/100. Aan de buitenkant bij de urine is pH 6 dan is er dus 1000x meer ammonium dan ammoniak. Door een concentratie verschil gaat ammoniak zich verplaatsen naar een plek met de laagste concentratie in dit geval extracellulair. Ammoniak gaat zich dus verplaatsen naar de plek met de laagste pH. Uiteindelijk komt de prourine terecht in de lis van Henle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kan ammoniak of ammonium de membraan passeren, en waarom?

A

Ammoniak kan de membraan passeren, ammonium kan dit niet doordat het geladen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er zodra de pro urine in de lis van Henle terecht is gekomen?

A

In de lis van Henle cellen zitten 2 transporters: NKCC2 en ROMK deze 2 kunnen ook i.p.v. kalium ammonium ionen transporteren. Via deze transporteurs wordt al het ammonium wat eerst in PT naar urine was gebracht weer terug gebracht en komt terecht in cytoplasma. Hier gaat het gedeeltelijk naar interstium terug via een transporteur NAE4 of door diffusie van hoeveelheid ammonium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke celtypen zitten er in de verzamelbuis?

A

Principals cells en alfa-intercalaire cellen.
Alfa-intercallair cellen hebben een protonpomp in apicale membraan (kant urine) ATP gedreven en pompt protonen uit de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er m.b.t. excretie van NH4+ van het interstitium in de urine in de verzamelbuis?

A

In de verzamelbuis wordt de beslissing genomen. Is er zuur belasting werkt de protonpomp en zal er een beweging zijn van de buffer richting de urine. Is dit niet het geval wordt het geheel afgebroken in de lever en krijgen we ureum.

Bij een normale pH in de verzamelbuis:
Buffersysteem dat eerst in urine zat is weer terug in interstitium, zolang protonpomp niet actief is blijft het daar. Ammoniak is giftig dus bij een oplopende concentratie zal het aflopen richting de lever > omzetting ureum. Indien zuurbelasting wordt de protonpomp geactiveerd. Vanuit CO2 en H20 wordt er HCO3- en proton gemaakt. Protonpomp pompt protonen de urine in. HCO3- gaat via anionexchanger richting het bloed. Zodra protonen aankomen wordt de urine zuurder, dan zal een deel van NH3 zich gaan bewegen richting urine door de cel heen. Verhouding ammonium ionen/ammoniak is in de urine lager dan in het interstitium dus beweging vanuit interstitium naar urine. Hier wordt het gebruikt om proton af te voeren in de vorm van ammonium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waardoor wordt de protonpomp gereguleerd?

A

Door de pH, indien verlaagd dan activatie. En hormoon aldosteron die de zuurgraad van de pro-urine in de verzamelbuis bepaald hoe effectief de ammoniumtrap is. Naarmate die zuurder is, zal er meer ammonium en ammoniak vanuit het interstitium richting de urine gaan en zullen er meer protonen uitgescheiden worden in de vorm van ammonia.

17
Q

Wat gebeurt er bij een acidose?

A

Activiteit van de protonpomp gaat omhoog, ammonium val wordt sterker. pH urine wordt lager en excretie van protonen in de vorm van ammonium ionen.

18
Q

Wat gebeurt er bij alkalose of als de pH correct is?

A

Activiteit protonpomp neemt af. Ammonium val zal minder worden en ammonium/ammoniak wordt richting de lever getransporteerd > vorming ureum > afscheiding via de nier

19
Q

Hoe wordt de protonpomp geactiveerd?

A

De protonpomp zit in de apicale membraan van de alfa-IC cellen, is ATP afhankelijk en wordt geactiveerd door een lage pH. Een groot deel van protonpompen ligt in membraanblaasjes te wachten intracellulair, niet actief. Indien pH in lichaam te laag wordt, of als er aldosteron afgegeven wordt worden blaasjes met protonpomp getransporteerd met apicale membraan > vergroting pomp activiteit door stimulatie exocytose.

20
Q

Wat gebeurt er met de pCO2 en pH bij een metabole/respiratoire acidose?

A

pCO2 stijgt en pH daalt, hiervoor worden respiratoire compensatie mechanismes aangezet in de nier (proximaal en distaal) > netto zuur excretie (NAE) stijgt

21
Q

Hoe werkt de acute compensatie van een acidose in de proximale tubulus?

A

Lage pH zorgt voor meer activatie van de Na-proton exchanger en meer actief bicarbonaat. De pompcapaciteit gaat omhoog, dus meer protonen uitscheiden en dus meer bicarbonaat in het bloed terecht komt.

22
Q

Hoe werkt de chronische compensatie van een acidose in de proximale tubulus?

A
  • Verhoogde NH3 synthese en H+ secretie

De capaciteit van het systeem wordt vergroot door meer transporteurs en enzymen > meer NHE3 moleculen complexen in de apicale membraan en meer anionexchangers in de basolaterale membraan. Ook wordt de enzymatische activiteit om de glucogenese om uiteindelijk ammoniak te maken vergroot aan de apicale membraan.

23
Q

Waarvoor zorgt zuurbelasting?

A

Als er zuurbelasting is gaat de netto zuur secretie omhoog.

24
Q

Wat gebeurt er in de verzamelbuis met de alfaIC tijdens compensatie van acidose?

A
  • Stimulatie inbouw en activiteit H+ pomp

Pomp wordt verder geactiveerd, als er zuur is neemt de effectiviteit toe.
- Blaasjes gaan fuseren met apicale membraan.
Dus verlaging van pH zorgt voor actievere en meer protonpompen.

25
Q

Wat gebeurt er met de pCO2 en pH bij een metabole/respiratoire alkalose?

A

pCO2 daalt, pH stijgt > netto zuur excretie (NAE) daalt. Het compensatie mechanisme speelt zich proximaal en distaal af

26
Q

Wat is de belangrijkste plek in de nier waar de compensatie van alkalose plaats vindt?

A

In de alfaIC cellen in de verzamelbuis.
Door een verhoging van de pH wordt de protonpomp niet meer geactiveerd en treedt er geen exocytose op. Minder pompen en minder actieve pompen. Vooral bij een acute alkalose.

27
Q

Wat gebeurt er bij een chronische alkalose?

A

Secretie door beta-IC cellen >

Bij een alfa-IC cel zit apicaal een protonpomp en basolateraal een anionexchanger die bicarbonaat uitwisselt tegen chloride. Bij de Beta-cel zit de protonpomp aan de basolaterale kant, aan de apicale membraan komt er een nieuwe anionexhancher: pendrin; kan tegen uitwisseling met chloor bicarbonaat secreteren in de urine. Zuur wordt afgegeven aan basolaterale kant > chronische alkalose zoveel mogelijk beperkt.

28
Q

Wat gebeurt er bij volume depletie?

A

Baroreceptoren worden geactiveerd, RAAS ook en volume wordt hersteld in de nier door Na-retentie (verhoogde Na opname). Leidt uiteindelijk tot netto zuur excretie (NAE).

29
Q

Wanneer kan er een volume depletie ontstaan en wat is het gevolg hiervan?

A
  • Diarree (cholera) > acidose
  • Excessief braken (veel vocht verlies) > alkalose
30
Q

Waarom wordt er ook bij alkalose Na-retentie toegepast?

A

Prioriteit bij Na-retentie waaraan zuur excretie gekoppeld is aan Na-opname. Alkalose moet opgelost worden maar dat kan door andere processen in het lichaam.

31
Q

Hoe wordt volume depletie acuut opgelost?

A

Verhoogde activiteit transporteurs (NHE3 en NBCe1) waar angiotensine II en noradrenaline een rol spelen. Zorgen dat de pompcapaciteit verhoogd wordt. Chronische volumedepletie bestaat niet, dit is een acute regulatie.

32
Q
A

gg