1B2 - W7 - HC10 Farmacotherapie astma/COPD Flashcards

1
Q

Hoe maak je onderscheid tussen COPD en astma?

A
  • Astma: inflammatie, bronchiale hyperreactiviteit en reversibele luchtwegobstructie.
  • COPD: chronisch, irreversibele luchtwegobstructie, grotendeels te wijten aan roken.
    Kunnen ook gezamenlijk voorkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke groep zorgt voor bronchodilatatie?

A

B2-receptor agonist (direct), M-receptor antagonist (voorkomen constrictie) en theofylline (grijpt in op 2nd messenger)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn voorbeelden van B2-receptor agonist en zijn deze kort/lang werkend?

A

Salbutamol en terbutaline zijn kortwerkend.
Salmeterol en formoterol zijn langwerkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn voorbeelden van M-receptor antagonist en zijn deze kort/lang werkend?

A

Ipatropium is kortwerkend en tiotropium langwerkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 3 ontstekingremmers zijn er?

A
  • Glucocorticoïd: beclometasondipropionaat, budesonide, fluticason en budesonide
  • Cysteinyl leukotrieen receptor antagonist: montelukast
  • IgE-antilichaam: omalizumab
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar zitten B-receptoren?

A

Bronchien, hart en bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doet een B-receptor agonist?

A

Vasodilatatie in de bloedvaten > bloeddrukverlaging.
Via baroreceptor reflex zal het hart sneller gaan kloppen.
B2-receptoren veroorzaken ook uitzichzelf een hogere hartfrequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe werkt bronchodilatatie?

A

Via Gs-adenylyl cyclase cAMP pathway

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer treedt B2-receptor downregulatie op?

A

Treedt op als gevolg van langdurig gebruik met name bij gebruik van bèta-adrenerge stimulatie met name LABA. Door een afname van de hoeveelheid B2-receptor zal de medicatie minder tot niet werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn bijwerkingen van B2-receptor agonisten > vasodilatatie veroorzaken?

A

Vasodilatatie van de bloedvaten leidt tot reflex tachycardie (baroreceptoren), aritmieen (B2-receptor in het hart), tremor en transpireren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke subtypen M-receptor antagonisten bestaan er en waarvoor zorgen deze?

A

M1: faciliteert nicotinerge transmissie in ganglia en zorgt voor stimulatie van Ach afgifte.
M2 (presynaptisch): remt Ach release bij afgifte van Ach in de synapsspleet (negatieve terugkoppeling).
M3: zorgt voor bronchoconstrictie en mucussecretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke M-receptor wil men blokkeren en welke niet?

A

M3 blokkeren, maar niet M2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is het niet verstandig om M-receptor antagonisten te geven aan iemand met een coronaire aandoening?

A

M-receptorantagonisten verhinderen vasodilatatie > vasoconstrictie ontstaat ook in de coronairen. Ook geeft het een licht verhoogd risico op HVZ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarvoor zorgt theofylline?

A

Remt fosfodiesterase (enzym dat cAMP en cGMP afbreekt) en/of blokkeert wellicht adenosine receptoren. Wanneer fosfodiesterase geremd wordt, blijven cAMP en cGMP langer bestaan en wordt de bronchodilatatie langer in stand gehouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de therapeutische breedte van theofylline?

A

Erg smal, de werking van het medicijn treedt vooral heel lokaal, specifiek, bij een bepaalde concentratie op en daarbuiten treden al snel bijwerkingen op.
Niet gebruiken bij kinderen > risico op atrimie en convulsies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doen glucocorticosteroiden?

A

Ontstekingsremmers die de hyperreactiviteit in de luchtwegen remt en de longfunctie verbeterd. Ze stabiliseren de slijmvliezen en verlagen de gevoeligheid van de receptoren voor ontstekingsmediatoren en bronchusvernauwers. Ook verhogen deze de B2-receptordichtheid door een verhoging van de transcriptie van de B2-receptor.

17
Q

Wat zijn de bijwerkingen van een glucocorticosteroid?

A

Gevoeligheid voor infectie, osteoporose, cataract, gewichtstoename en binding aan de M-receptor (aldosteronreceptor) > leidt tot bijv. een verhoogde bloeddruk

18
Q

Wat is een alternatief op de inhalatie middelen om te zorgen dat middelen lokaal inwerken?

A

Vormen van het actieve metaboliet pas in de long plaatsvindt zoals beclometasondipropionaat en ciclesonide

19
Q

Waar staan cysteinyl leukotrieen o.i.v. en waarvoor zorgen ze?

A

Staan o.i.v. lipoxygenase uit arachidonzuur en zorgt voor bronchoconstrictie, hyperreactiviteit, slijmsecretie en verhoogde vaatwand permeabiliteit

20
Q

Wat is omalizumab?

A

Een antibody die IgE kan binden en inactiveren

21
Q

Wat is het farmacotherapieschema van astma?

A
  1. Kortwerkende B2-agonist.
  2. Inhalatie steroiden met of zonder B2-agonist
  3. Dosis inhalatiesteroid verhogen
  4. Langwerkende B2-agonist, M-receptor blokker of theofylline
  5. Longarts: steroid oraal, montelukast, omalizumab
22
Q

Wanneer worden sterioden gebruikt bij COPD?

A

Pas nadat kortwerkende varianten niet voldoende werken

23
Q

Waaruit bestaat een medicamenteuze behandeling bij astma?

A

Uit een B2-agonist, inhalatiecorticosteroid, leukotriene antagonist (montelukast) en anti-IgE

24
Q

Wat zijn niet-farmacologische interventies bij astma bij kinderen?

A

Kennistools, saneren voor huisstofmijt/huisdieren, gewichtsreductie, ouders stoppen met roken, vitaminesuppletie (D, E), probiotica en mediterraan dieet.

25
Q

Welke 4 toedieningsvormen bestaan er?

A

Spuitbuisje, poederinhalator, vernevelaar en hulpmiddelen

26
Q

Waar zorgen voorzetkamer voor?

A

Worden gebruikt om problemen met hand-long coordinatie te verminderen en verzorgen ook een lagere depositie in de oropharynx, corticosteroiden geven minder snel bijwerkingen. Ook is er een betere depositie in de longen doordat kleine deeltjes worden ingeademd.

27
Q

Wat is de astmacontrole volgens GINA?

A

Hoe vaak heb je last?
Hoe vaak wordt je wakker van astma?
Neem je wel eens een blauwe puf, zo ja hoevaak?
Zijn er dingen die je graag wilt doen, maar niet kunt vanwege je astma?

28
Q

Wat is het behandelstappenplan bij astma?

A
  1. Alle astmapatienten krijgen SABA, zoals salbutamol (ventolin) een kortwerkende B2-sympathicomimeticum
  2. Werkt stap 1 niet of onvoldoende, dan wordt deze aangevuld met een inhalatiecorticosteroid.
  3. Als de symptomen nog steeds niet goed onder controle zijn, volgen er verschillende opties:
    Inhalatiecorticosteroiden verdubbelen, + langwerkende B2-agonist en/of + een leukotriene-antagonist (avonds).
29
Q

Wat wordt tegenwoordig bij astma toegepast?

A

LABA en zonodig ICS

30
Q

Waardoor kan farmacotherapie niet helpen?

A

Slechte therapietrouw, onvoldoende inhalatietechniek, aanhoudende prikkeling vanuit omgeving en/of andere/verkeerde diagnose