Woorden Flashcards
- (van, over)
de
- (dat, wat)
que
- (en)
y
- (naar, aan)
a
- (in, op)
en
- (een - onbepaald lidwoord)
un/una
- (zijn)
ser
- zich, (reflexief pronomen)
se
- (nee, niet)
no
- (hebben - hulpwerkwoord)
haber
- (door, vanwege)
por
- (met)
con
- (zijn, haar, uw)
su
- (voor, om te)
para
- (zoals, hoe)
como
- zijn,
estar
- (hebben, bezitten)
tener
- (hem, haar, het - indirect object)
le
- (hem, het - direct object)
lo
- (alles, iedere)
todo
- (maar)
pero
- (meer)
más
- (doen, maken)
hacer
- (of)
o
- (kunnen, mogen)
poder
- (zeggen)
decir
- (deze, dit)
este/esta
- (gaan)
ir
- (andere)
otro
- (die, dat)
ese/esa
- (de - voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden)
la
- (als, ja)
si
- (mij, me)
me
- (al, reeds)
ya
- (zien)
ver
- (omdat)
porque
- (geven)
dar
- (wanneer)
cuando
- (hij)
él
- (zeer, heel)
muy
- (zonder)
sin
- (keer)
vez
- (veel)
mucho
- (weten)
saber
- (wat, welke)
qué
- (over)
sobre
- (mijn)
mi
- (sommige, enkele)
algunos
- (zelfde)
mismo
- (ik)
yo
- (ook)
también
- (tot)
hasta
- (jaar)
año
- (twee)
dos
- (willen, houden van)
querer
- (tussen)
entre
- (zo)
así
- (eerste)
primero
- (vanaf)
desde
- (groot)
grande
- (dat)
eso
- (noch)
ni
- (ons)
nos
- (aankomen, bereiken)
llegar
- (voorbijgaan, gebeuren)
pasar
- (tijd)
tiempo
- (zij)
ella
- (ja)
sí
- (dag)
día
- (één)
uno
- (goed)
bien
- (weinig, beetje)
poco
- (moeten, verschuldigd zijn)
deber
- (dan, vervolgens)
entonces
Next:
siguiente / próximo
Baseball:
béisbol
Call :
Llamar
Baby:
bebé
Your :
tu
words
palabras
Autumn
otoño
Winter
invierno
Summer
Verano
Spring
primavera
Einde
terminar
Then:
luego
go to walk my dog
Voy a pasear a mi perro
For a walk
pasear
News
noticias
Zon
Sol
I can
Puedo
(could, can, might, may, be able to)
Poder
to try, to taste
Probar
Person
persona
People
La gente
Je helpen
Ayudarte
afmaken / finish
terminar
later
mas tarde
de waarheid
la verdad
zou komen
vendría
komen
venir
wat
qué
nu
ahora
Waar kom je vandaan?
de dónde eres
de dónde es
de dónde es usted (formal)
de was
la colada
bakken (in de oven)
hornear
bakken (in de pan)
freír
schoonmaken (werkwoord)
limpiar
een liedje
una canción
samen
juntas
ontbijten
desayunar
een cadeau
un regalo
Een ijsje
un helado
het antwoord
la respuesta
Breakfast
Lunch = Almuerzo
Dinner = Cena
Eat dinner = cenar
Eat breakfast = desayunar
Eat lunch = almorzar
desayuno
Breakfast
desayuno
Lunch
Almuerzo
Dinner
Cena
Eat dinner
cenar
Eat breakfast
desayunar
Eat lunch
almorzar
I finished
terminé
I’m done
terminé / he terminado
I’m sorry
Disculpa / Lo siento
to choose
Elegir
I will share my screen
Voy a compartir pantalla
I don’t understand you
No te entiendo
Repeat please
Repite por favor
We continue
Continuemos
Binnenin
dentro de
Naast de
junto al
Op
Sobre
onder
debajo de
Betalen
Pagar
ik wil graag betalen
me gustaria pagar
mag ik de rekening betalen, aub
¿Puedo pagar la factura, por favor?
come back
- Volver
- regresar
have to
Tengo que
brush
cepillarse
job - noun
Trabajo
to work - verb
Trabajar
for to do an action
para hacer una acción
for a goal or for a purpose
por una meta o por un propósito / finalidad
O’clock
en punto.
6 o’ clock
6:00 ó 6 en punto
fasting
Ayunar
screen
Pantalla
Mag ik het in het Engels zeggen?
Lo puedo decir en inglés?
kan je me scherm zien
¿Puedes ver mi pantalla?
mag ik nu even in het engels praten?
¿Puedo hablar en inglés ahora?
uitgeput
agotado (a)
vertraagd
retrasado
kan je me scherm zien
¿Puedes ver mi pantalla?
Verzending
Envió
to send / versturen
enviar
de ansichtkaart / postcard
la postal
de brief
la carta
de kaart / the card
la tarjeta
@
arroba
doorgaan
continuamos
bird / vogel
pájaro
jewel / juweel
joya
eye / oog
ojo
jury
jurado
juicy / sappig
jugoso
ginger
jengibre
foreign
extranjero
straw
pajitac
cheek
mejilla
genius
genio
tweeling
gemelo
licht
ligero
draaien
girar
reus
gigante
slang
manguera
zeep
jabon
erwten
guisantes
schaar
tijera
spel
juego
Natuurlijk
por supuesto
het spijt me
lo siento
Boos
Enojado
Verliezen
Perder
This
Este/ Esta
These
Estos / Estas
That
Ese / Esa
Those
Esos/ Esas
That (over there)
Aquél / Aquella
Those (over there)
Aquellos / Aquellas
Het is de mijne (mannelijk, enkelvoud).
Es mío.
Het is de mijne (vrouwelijk, enkelvoud).
Es mía.
Het zijn de mijne (mannelijk, meervoud).
Son míos.
Het zijn de mijne (vrouwelijk, meervoud).
Son mías.
Het is de jouwe (mannelijk, enkelvoud).
Es tuyo.
Het is de jouwe (vrouwelijk, enkelvoud).
Es tuya.
Het zijn de jouwe (mannelijk, meervoud).
Son tuyos.
Het zijn de jouwe (vrouwelijk, meervoud).
Son tuyas.
Het is de zijne/hare/uwe (mannelijk, enkelvoud).
Es suyo.
Het is de zijne/hare/uwe (vrouwelijk, enkelvoud).
Es suya.
Het zijn de zijne/hare/uwe (mannelijk, meervoud).
Son suyos.
Het zijn de zijne/hare/uwe (vrouwelijk, meervoud).
Son suyas.
Het is de onze (mannelijk, enkelvoud).
Es nuestro.
Het is de onze (vrouwelijk, enkelvoud).
Es nuestra.
Het zijn de onze (mannelijk, meervoud).
Son nuestros.
Het zijn de onze (vrouwelijk, meervoud).
Son nuestras.
Het is de jullie (mannelijk, enkelvoud).
Es vuestro.
Het is de jullie (vrouwelijk, enkelvoud).
Es vuestra.
Het zijn de jullie (mannelijk, meervoud).
Son vuestros.
Het zijn de jullie (vrouwelijk, meervoud).
Son vuestras.
Het is de hunne/uwe (mannelijk, enkelvoud).
Es suyo.
Het is de hunne/uwe (vrouwelijk, enkelvoud).
Es suya.
Het zijn de hunne/uwe (mannelijk, meervoud).
Son suyos.
Het zijn de hunne/uwe (vrouwelijk, meervoud).
Son suyas.
Mine
mío/mía - míos/mías
Yours
tuyo/ tuya - tuyos/tuyas
Hers/His
Suyo/Suya - Suyos/suyas
Our
Nuestro/Nuestra - Nuestros / Nuestras
Yours (vosotros)
Vuestro /vuestra - vuestros/ vuestras
Their
Suyo/Suya - Suyos/suyas
My
mi/ mis
Your
tu/tus
Her/His
Su/sus
Our
Nuestro/Nuestra - Nuestros / Nuestras
Your (vosotros)
Vuestro /vuestra - vuestros/ vuestras
Their
Su/sus
ball
Pelota
He scolded / hij heeft ruzie gemaakt
Reñía
game
Partido
homework / task
Deberes
to love
Encantar
In love
enamorado/a - encantado/a
3 niveau’s van verliefd zijn
1 er nivel: te quiero
2 do : me encantas
3 er: te amo.
I like you
Me gustas
Me agradas
notitieboekje
cuaderno