Onregelmatige deelwoorden zinnen Flashcards
Nederlands
Spaans
Ik heb het huis geopend.
He abierto la casa.
Ze heeft het boek bedekt.
Ella ha cubierto el libro.
Hij heeft de waarheid gezegd.
Él ha dicho la verdad.
Ik heb een brief geschreven.
He escrito una carta.
Ze hebben de frietjes gebakken.
Han frito las patatas.
We hebben het werk gedaan.
Hemos hecho el trabajo.
Mijn opa is gestorven.
Mi abuelo ha muerto.
Ze hebben de tafel geplaatst.
Han puesto la mesa.
Hij heeft het probleem opgelost.
Él ha resuelto el problema.
De vaas is gebroken.
El jarrón está roto.
Ik heb de film gezien.
He visto la película.
Ze is teruggekeerd naar huis.
Ella ha vuelto a casa.
Ik heb het geld teruggegeven.
He devuelto el dinero.
We hebben een nieuwe plek ontdekt.
Hemos descubierto un nuevo lugar.
De documenten zijn afgedrukt.
Los documentos están impresos.
Hij heeft hulp voorzien.
Él ha provisto ayuda.
Ze hebben muziek gecomponeerd.
Han compuesto música.
Het schilderij is tentoongesteld.
La pintura ha sido expuesta.
Hij heeft me tevreden gesteld.
Él me ha satisfecho.