WC02 - Ademhaling II Flashcards

1
Q

Wat is het percentage CO2 in alveolaire lucht en hoe verhoudt dit zich tot de buitenlucht?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Als je beseft dat er nauwelijks CO2 in de buitenlucht zit, waar komt het alveolaire CO2 dan vandaan?

A

Vanuit de circulatie; dit is aan het bloed afgegeven vanuit de weefsels, waar CO2 een restproduct van metabolisme is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
A

PCO2 in de arteriolen = 40 mmHg x 0,029 mmol = 1,16 mmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Antwoord c = 1,16 mmol

A

7,4157

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het belang van het constant houden van de CO2 spanning in de alveolaire ruimte?

A

Om de pH constant te houden, want anders is er denaturatie van eiwitten. Als de partiële druk hoger wordt, dan zal de pH dalem.
CO2 kan vrij over het membraan diffunderen, dus arteriële spanning is gelijk aan alveolaire CO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bereken voor beide situaties de alveolaire ventilatie (L/min). Wat is de conclusie?

A

Alveolaire ventilatie = het verversen van lucht in de alveolaire ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom zal bij overgang van rust naar inspanning het ademminuutvolume meer moeten toenemen dan de alveolaire ventilatie?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe komt in dit geval de hyperpneu (snellere en diepere ademhaling) tot stand, oftewel hoe is dit neuraal geregeld?

A

Door chemoreceptoren.
Bij hyperneu ga je sneller ademen omdat daar een CO2 prikkel is. CO2 is gekoppeld aan versneld metabolisme en daardoor ga je sneller ademen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar liggen de chemoreceptoren en wat meten ze?

A

Die liggen perifeer (aortaboog en hartslagader) en centraal (hersenstam).
- Centrale chemoreceptoren doen 2/3 van het signaal en perifeer 1/3; centraal is dus het belangrijkst
- Centrale chemoreceptoren meten H+ en CO2
- Perifere chemoreceptoren meten H+ en CO2, en O2 als er heel weinig zuurstof is (<60 mmHg). Dit zorgt dan voor de ademprikkel waardoor de ventilatie wordt verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waardoor ga je tijdens hyperventilatie sneller ademen?

A

Bij hyperventilatie is er een andere prikkel, buiten de chemoreceptoren om, die zorgt voor het sneller ademhalen; bijvoorbeeld pijn of stress.
De CO2 is op een goed niveau en niet de oorzaak van het snelle ademen, maar juist door het snelle ademen krijg je nadelige gevolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Een toename of afname van de alveolaire ventilatie die niet gekoppeld is aan een verandering in het metabolisme wordt een hyper- dan wel hypoventilatie genoemd.
Stel dat bij ditzelfde dier in rust (V’CO2 = 200 ml/min) de alveolaire ventilatie verdubbelt door bijv. pijn, wat is dan het effect op de PACO2 en de arteriële pH?
Met welk woord wordt de verandering in PACO2 door medici aangeduid?

A

Als de pH verhoogt is er alkalose. Het kan metabool of respiratoir zijn, en hier is er dus sprake van respiratoire alkalose.
De medische term is hypercapnie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stel dat bij ditzelfde dier in rust (V’CO2 = 200 ml/min) de alveolaire ventilatie halveert, wat is dan het effect op de PACO2 en de arteriële pH? De hypoventilatie kan veel oorzaken hebben: verlaagd bewustzijn, bronchitis, longfibrose, etc.
Met welk woord wordt de verandering in PACO2 door medici aangeduid?

A

Respiratoire acidose t.g.v. een hoge CO2 concentratie in het bloed omdat dit niet voldoende ventileert. De medische term is hypercapnie. Dit kan bijv. onder anesthesie gebeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Schets een lijn die de relatie weergeeft tussen PACO2 (op de y-as) en V’A (op de x-as). Ga ervan uit dat de CO2 productie constant is.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom gat het op een gegeven moment vlak lopen?

A

Er blijft altijd lucht achter in de longen, dus er blijft altijd CO2 in de alveoli zitten. Het kan dus nooit naar 0 omdat je altijd het residueel volume nog hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De α van O2 is ruim 22 maal lager dan die van CO2, waardoor de concentratie O2 in arterieel bloed nihil is. Toch is de totale hoeveelheid O2 in arterieel bloed aanzienlijk, maar liefst zo’n 200 ml O2 per liter bloed. Verklaar deze schijnbare tegenstrijdigheid

A

Zuurstof zit voornamelijk gebonden aan Hb in het bloed, en dus (bijna) niet opgelost. Je hebt dus niet alle O2 los in het bloed, maar vooral in de rode bloedcellen in hemoglobine. Per Hb binden 4 zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gebruik de hemoglobine saturatie curve om uit te rekenen hoeveel O2 (L/min) dit dier in rust verbruikt. De hartfrequentie is 100 slagen per minuut en per slag wordt 50 ml bloed in de aorta gepompt.

A
17
Q

Wat is RQ?

A

In de fysiologie wordt het respiratie quotiënt (RQ) gebruikt om te bepalen welk substraat een dier oxidatief aan het verbranden is: vetten, eiwitten of koolhydraten. Een RQ van 1 past bij koolhydraten, 0,8 bij eiwitten en 0,7 bij vetverbranding. Het RQ is het aantal afgegeven CO2-moleculen (L/min) gedeeld door het aantal opgenomen O2-moleculen (L/min);

18
Q

Het dier verbruikt 0,225 L O2 per min en 0,2 L CO2 per min. Wat is de RQ?

A

0,2 / 0,225 = 0,88

19
Q

Stel, het dier gaat tijdens inspanning 10-maal zoveel O2 gebruiken, ofwel 2,25 L/min. Leg duidelijk uit waarom dit vergaande (maximale) aanpassingen van zowel ademhaling als circulatie vraagt. Neem ook de hemoglobine saturatie curve in ogenschouw.

A
20
Q

Waarom kan hyperventileren niet bijdragen aan de extra O2-consumptie tijdens inspanning?

A

Hyperventilatie bekent dat je teveel ventileert t.o.v. het metabolisme verbruik. Het Hb is dus al verzadigd. Bij hyperpneu is er wel een grote behoefte aan O2 door het metabolisme

21
Q

Beschrijf de gevolgen van de hypoventilatie

A

In het geval van hypoventilatie is er veel perfusie maar weinig ventilatie. De gevolgen voor het de zuurstofconcentratie zijn dat bloed met een lage zuurstofspanning de longen uit komt

22
Q

Als een luchtweg, bijv. een bronchiole, volledig afgesloten raakt dan daalt de V’A/Q’ verhouding naar 0, waarbij het bloed langs niet-geventileerde alveoli stroomt. Dit heet een shunt.
Wat is het gevolg van een shunt voor de samenstelling van de lucht die gevangen zit in de niet-geventileerde alveoli?

A

Als er geen ventilatie is dan zal die zuurstofspanning in het arteriële bloed hetzelfde zijn als de veneuze zuurstofspanning van dat deel van de long. De alveolaire zuurstofspanning zal gelijk zijn aan de spanning van het veneuze bloed

23
Q

Hoe wordt een daling van de PaO2 genoemd?

A

Hypoxemie

24
Q

Leg de figuur uit

A

Door de shunt komt er zuurstofarm bloed in arteriën terecht, dus er is een lagere zuurstof saturatie. De alveoli die nog wel geventileerd worden zal meer geventileerd worden, dus is er ook meer perfusie ook om de verhouding weer goed te maken.

25
Q

Waarom hoeft een hypoxemie niet zonder meer te leiden tot hypoxie (O2 tekort) op weefselniveau?

A

Hypoxemie = zuurstof in het bloed
Hypoxie = zuurstof op weefselniveau
Weinig zuurstof in het bloed kan nog steeds betekenen dat je genoeg zuurstof in je weefsel hebt, doordat je hart compenseert, doordat het meer/harder stroomt.

26
Q

Welk regelmechanisme zorgt ervoor dat het effect van een lokale V’A/Q’ mismatch (shunt) op de PaO2 wordt tegengegaan? Leg uit hoe dit werkt.

A

Hypoxische vasoconstrictie; door vasoconstrictie is er minder bloedstroom.
Er zitten receptoren in de vaatjes die zuurstof meten, en als dit laag wordt treedt er dus vasoconstrictie op

27
Q

Onder welke omstandigheden en op welke wijze kan het geven van zuurstof (meestal 100%) de conditie van de patiënt verbeteren?

A

Wet van Fick.
Je wilt diffusie toe laten nemen; heb je bijv. minder oppervlak of een vergrootte afstand, dan neemt de concentratiegradiënt toe bij het toedienen van zuurstof. Daardoor ga je compenseren voor bijv. de grotere afstand of kleine oppervlak

28
Q

Waarom kan een verblijf op grote hoogte leiden tot pulmonaal hypertensie en het falen van de rechter harthelft?

A

Op grote hoogte is er lagere luchtdruk dan op zeeniveau, dus lagere zuurstofspanning. Dat je gebeurt overal in je longen, dus je krijgt overal weinig zuurstof.
Hierdoor treedt overal vasoconstrictie op en dus meer weerstand. Dit zorgt er voor dat er voor het rechterhart teveel weerstand is om tegen in te pompen waardoor het gaat falen.