HC10 - Pathologie circulatie Flashcards

1
Q

Welke specifieke epitheliale bekleding is er in de respiratietractus?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de epitheliale reactie op een gifstof?

A

Het herstelt zichzelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe gedragen de cellen van de epitheellaag zich bij een tracheïtis?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe gedragen de cellen van de epitheellaag zich bij een rhinitis?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen deze histologische plaatjes?

A

Het linkerplaatje is een ontsteking in de neus en het rechterplaatje is een neoplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zie je hier?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zie je hier?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zie je hier?

A

Infectie in de luchtzakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zie je hier?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de transitie van bronchi naar alveoli?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zie je hier?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is vooral van invloed op het ontstaan van longafwijkingen?

A

De aanvoerroute van de oorzaak en de grootte van de oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke aanvoerroutes van oorzaken zijn er voor longafwijkingen?

A
  • Aerogeen
  • Haematogeen
  • Per continuitatem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar kunnen er longafwijkingen ontstaan na aerogene aanvoer?

A
  • Grote deeltjes: cranioventraal (multifocaal)
  • Kleine deeltjes: diffuus, multifocaal
    (incl lucht zelf)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar kunnen er longafwijkingen ontstaan na haematogene aanvoer?

A
  • Grote deeltjes: multifocaal
  • Kleine deeltjes: difuus (multifocaal)
    (incl bloed zelf)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar kunnen er longafwijkingen ontstaan na per continuitatem aanvoer?

A

Er ontstaan dan longafwijkingen door contact/ingroei (bijv. focale ingroei van neoplasie of diffuus contact met exsudaat in thorax)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Overzicht

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is emfyseem?

A

Te veel lucht in het longweefsel
Er is dan permanente overrekking van de alveoli met destructie van alveolaire septa. Er is dan ventielwerking door partiële bronchiale obstructie (lucht gaat makkelijk in, maar niet meer uit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is atelectase?

A

Te weinig lucht in het longweefsel
3 vormen:
- Foetaal/congenitaal
- Compressie
- Obstructie

20
Q

Wat zie je hier?

A

Een verhoogde hoeveelheid bloed in de longen. Dit kan door:
- Hyperemie (verhoogde aanvoer)
- Stuwing (verminderde afvoer)
Dit gaat vaak gepaard met oedeem

21
Q

Wat zijn oorzaken van hyperaemische longen?

A
22
Q

Wat zie je hier?

A

Acute stuwing: hyperemie, oedeem

23
Q

Wat zie je hier?

A

Chronische stuwing: fibrosering, ‘heart failure cells’

24
Q

Wat zie je hier?

A
25
Q

Wat is bronchiolitis obliterans?

A

Bronchiolitis obliterans is een longziekte met weinig duidelijke oorzaken. Ook de symptomen met hoest en kortademigheid zijn niet specifiek. Bij onderzoek wordt een irreversibele luchtwegobstructie van de kleine luchtwegen gevonden met airtrapping (kleine poliepjes)

26
Q

Wat is bronchiëctasieën?

A

Als je bronchiëctasieën hebt, dan heb je een zeldzame, chronische longziekte waarbij de bronchiën plaatselijk verwijd zijn en de wanden van de bronchiën ontstoken en geïrriteerd raken doordat bacteriën zich in het aanwezige slijm nestelen. De bacteriën planten zich er voort en zo ontstaan er steeds opnieuw infecties. Je kunt dus regelmatig last hebben van een longontsteking of bronchitis.

27
Q

Waardoor komt de permanente dilatatie van de bronchus bij bronchiëctasie door?

A
  1. Exsudaat in lumen (deels door druk)
  2. (Partiële) destructie van de wand (+fibrosering rondom)
28
Q

Wat is de pathogenese van bronchiëctasie?

A
29
Q

Wat is een pneumonie?

A

Een ontsteking van het alveolair weefsel

30
Q

Wat zijn de aanvoerroutes van een pneumonie?

A
  • Aerogeen
  • Hematogeen
  • Per continuitatem
31
Q

Welke grote groepen van pneomonieën zijn er?

A
  • Bronchopneumonie
  • Interstitiële pneumonie
  • Embolische pneumonie
  • Granulomateuze pneumonie
32
Q

Waar beginnen bronchopneumonieën (denkt men)?

A

Op de broncho-bronchiolaire overgang.
Op de overgang van dat gespecialiseerde, gecilieerde epitheel naar alveolaire weefsel, daar zit een gebied waar de cellen niet meer de cilia hebben, maar ook nog niet het alveolaire weefsel is.

33
Q

Wat zie je hier?

A
34
Q

Wat zie je hier?

A

Purulente bronchopneumonie

35
Q

Wat zie je hier?

A

Fibrinohemorrhagische bronchopneumonie (necrose)

36
Q

Wat zie je hier?

A

Voedselaspiratie

37
Q

Hoe ontstaat interstitiële pneumonie?

A

Door veelal kleine deeltjes (kan van alles zijn) door aerogene of hematogene aanvoer, ontstaat schade aan de alveolaire wanden.

38
Q

Wat is het verspreidingspatroon van een interstitiële pneumonie?

A

Diffuus verspreidingspatroon

39
Q

Wat zie je hier?

A

In interstitiële pneumonie bij een herkauwer (boven) en een varken (onder)

40
Q

Wat zie je hier?

A
41
Q

Wat zie je hier?

A

Pneumocyten type II hyperplasie + ontstekingscellen in alveolaire wanden en lumina

42
Q

Wat zie je hier?

A

Een interstitiële pneumonie, door haematogene aanvoer (hond sepsis bacteriële endometritis).
Je ziet hyperemie en eiwitrijke vloeistoffen

43
Q

Hoe ontstaat een granulomateuze pneumonie?

A

Tuberculose, mycobacteriose

44
Q

Hoe ontstaat een embolische pneumonie?

A
45
Q
A
46
Q

Waar kan neoplasie in de long bij een kat naartoe metastaseren?

A
47
Q

Wat zie je hier?

A