PR03 - Klinische diagnostiek paard Flashcards

1
Q

Waar kijk je naar bij de adembewegingen?

A

Bij het algemeen onderzoek heb je al de frequentie, diepte, ritme en type gedaan.
Je kijkt nu naar de accessoire adembewegingen (neusvleugelen, anusbewegingen) zichtbaar bij dyspneu (inspiratoir, expiratoir of gemengd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar wordt op beoordeeld als er een hoest te horen is?

A
  • Type: pijnlijk, krachteloos, vochtig
  • Frequentie
  • Duur
  • Moment waarop
  • Omstandigheden waaronder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar wordt op beoordeeld als er sprake is van stridor?

A
  • Karakter
  • In- of expiratoir
  • Omstandigheden
  • Volume
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat wordt geïnspecteerd tijdens inspectie van de neus- en nevenholten?

A
  • Luchtstroom
  • Neusuitvloeiing
  • Neusgangen
  • Nasofarynx
  • Nevenholten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar wordt op gelet bij inspectie van de luchtstroom?

A
  • Sterkte
  • Geur
    Dit wordt geïnspecteerd door beide handen met de rug voor de neusgaten van het paard te houden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar wordt op gelet bij inspectie van de neusuitvloeiing?

A
  • Hoeveelheid
  • Karakter
  • Kleur
  • Eenzijdig of beiderzijds
  • Omstandigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe worden de nevenholten onderzocht?

A
  • Inspectie (deformiteiten)
  • Palpatie (temperatuur, pijnlijkheid, crepiteren, benige afwijkingen)
  • Percussie (tonen L-R verlijken, pijnreactie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de klinische percussiegrenzen van de sinus maxillaris en de sinus frontalis?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar wordt er voor geïnspecteerd en gepalpeerd bij de thorax?

A
  • Vorm
  • Dikte wand
  • Deformiteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe wordt er geausculteerd?

A

Auscultatie kan in rust plaatsvinden, of bij geforceerde ademhaling (neus lichtelijk dichtknijpen of zak om de neus)
Je ausculteert beiderzijds het gehele longveld, en de trachea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe percuteer je het longveld?

A

Door vier lijnen (1 verticaal, 2 schuin tussendoor en 1 horizontaal) de percuteren. Je let op:
- Longgrenzen
- Percussietoon
- Pijnlijkheid
- Opwekken van hoest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de grenzen van het longpercussieveld?

A

Voor: m. triceps brachii
Boven: rugstrekkers
Achter: 16e rib of 16e intercostaalruimte
Onder: denkbeeldige rechte lijn tussen tuber coxae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe onderzoek je de larynx en trachea bij een paard?

A

Eerst de trachea dan de larynx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe onderzoek je de luchtzakken?

A

Die zijn alleen bij overvulling te zien/palperen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat voor aanvullend onderzoek kan er gedaan worden na het respiratieonderzoek?

A
  • Functieproef
  • Onderzoek luchtwegsecretum
  • Thoraxpunctie
  • Beeldvormend onderzoek
  • Longfunctieonderzoek
  • Longbiopsie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar wordt naar gekeken bij het veneuze systeem?

A
  • Veneuze tensie
  • Venepols
  • Oedeem
17
Q

Hoe wordt de veneuze tensie onderzocht?

A

Door het stuwen van de v. jugularis kun je de veranderende tensie beoordelen

18
Q

Hoe beoordeel je de venepols?

A

Je bekijkt de venepols net boven de borstingang

19
Q

Waar kijk je bij het paard voor oedeem?

A

Huidplooi tussen de voorbenen (voor en achterlangs)

20
Q

Wat is de ligging van de klepgebieden van het hart voor de hartauscultatie aan de linkerzijde van het paard?

A
21
Q

Hoe wordt het hart onderzocht?

A
  • Palpatie
  • Auscultatie
22
Q

Hoe ligt het hart in een paard?

A
23
Q

Hoe wordt het hart geausculteerd?

A

Eerst de meest toegankelijke plek, dan de diepste plek achter het voorbeen en dan in het midden.
Oftewel: eerst de mitralisklep, dan de pulmonalisklep en dan de aortaklep

24
Q

Wat kan je als aanvullend onderzoek doen van het circulatieapparaat?

A
  • Echografie
  • Electrocardiogram (ECG)
  • Fonocardiogram (PCG)
  • Functieproef