W9HC6: Samenhang van het metabolisme in verschillende organen Flashcards
Hersenen kunnen geen vetzuur verbranden
- CPT1-a zit niet in de hersenen, wat zorgt voor toegang van vetzuren tot de mitochondriën
- heeft wel CTP1-c: zit in de microsomen, waar fosfolipiden gemaakt worden
Een vetzuur kan niet worden omgezet in glucose
- acetaat is niet glucogeen: uit acetyl-CoA kan geen glucose gevormd worden
- zou moeten via CZ cyclus met oxaalacetaat: 2 C atomen die in de acetylgroep zitten raak je kwijt aan CO2 en je eindigt met oxaalacetaat: geen netto extra oxaalacetaat
- pyruvaat dehydrogenase wordt sterk gereguleerd: is een irreversibele stap en kan niet omgedraaid worden. Wordt ook geremd door Acetyl CoA
Remming PDH door Acetyl-CoA, NADH en laag insuline
Zorgen ervoor dat PDH kinase wordt gefosforyleerd -> PDH complex wordt inactief. In de gevoede toestand wordt PDH kinase gedefosforyleerd door PDH fosfatase -> complex weer actief
Uit glucose kan je geen ketonlichamen vormen
- veel Acetyl-CoA nodig (alleen maar bij bèta-oxidatie)
- Acetyl-CoA wordt niet hoog genoeg uit de PDH reactie om ketonlichamen te vormen, wordt ook nog geremd door Acetyl-CoA zelf
Ketogenese is een bescherming van de lever tegen overmatig aanbod van FFA
Een lever die al zijn co-enzym A in Acetyl-CoA heeft zitten, kan niet meer de FFA verwerken naar TG -> overspoeling van vet -> leverschade.
Bij ketogenese komt co-enzym A weer vrij om FFA te activeren.
Na langdurig vasten blijft glucose nodig voor de hersenen
- 80% van de totale ATP synthese komt in late fasting stage van ketonen
- de hersencel gebruikt allerlei intermediairen van de CZ cyclus -> gaten in de cirkel -> Acetyl-CoA stapeling -> pyruvaat carboxylase wordt geactiveerd, maakt uit pyruvaat dan oxaalacetaat. Glucose is nodig als bron van pyruvaat.
Sucrose leidt tot vetvorming
- bestaat uit fructose en glucose
- fructose producten kunnen niet richting glycogeen: door de aanwezigheid van glucose staat insuline aan -> PFK1 staat aan, de omgekeerde route uit.
Lactose leidt niet tot vetvorming
- bestaat uit galactose en glucose
- galactose wordt gefosforyleerd en omgezet in glucose, en kan dus wel glycogeen vormen.
Spier glycogenolyse
Wordt geactiveerd door contractie -> Ca2+ toename activeert fosforylase kinase en AMP stimuleert fosforylase -> actieve glycogenolyse
- AMP stimuleert ook de PFK1 van de glycolyse -> de cori cyclus: pyruvaat -> lactaat -> lever
Adrenaline en spier glycogenolyse
- cAMP -> proteïne kinase A -> fosforylase kinase -> fosforylase -> glycogenolyse
- zorgt ook voor verhoging fructose 2,6 BP -> stimuleert PFK-1 -> glycolyse: cori cyclus
NADPH
Elektronendonor voor de novo synthese en beschermt rode bloedcellen tegen oxidatieve stress
Superoxide anion
Heeft een radicaal, heeft die over genomen van het ijzer-ion in de heemgroep
SOD
Neemt 2 superoxides en maakt ze tot een O2 molecuul en een H2O2
Glutathion
Kan oxideren. Geeft die elektronen dan aan H2O2 en maakt er water van. GSSH wordt dan weer gereduceerd door G6PDH dat NADH levert voor de reductie
Catalase
Kan van H2O2 water en O2 maken, via peroxisomen.