W9HC5: Het geheugen Flashcards

1
Q

Expliciet geheugen

A
  • semantisch geheugen (feiten)
  • episodisch geheugen (gebeurtenissen)
  • in temporaalkwab, hippocampus
  • anterograde anmnesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Impliciet/non-declaratief geheugen

A
  • priming (neocortex)
  • procedureel geheugen (striatum)
  • associatief geheugen (amygdala, cerebellum)
  • non-associatief geheugen (reflexen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geheugen qua tijd

A
  • immediate (sec-min) -> in prefrontale schors
  • korte termijn (min-uren) -> temporaalkwab hippocampus -> encoding (eiwit modificatie)
  • lange termijn -> deels hippocampus (consolidatie), deels cortex
  • langetermijn opslag tijdens slaap, overspoelen naar anterior cingulate cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Synaptische plasticiteit

A

Presynaptische cel geeft glutamaat af -> bindt aan NMDA-R, die calcium doorlaat, mits de post synaptische cel op dat moment gedepolariseerd is.
Calcium activeert CaMK2 -> fosforyleert zichzelf en eiwitten -> meer AMPA-R in het membraan -> meer natrium influx -> verhoogde kans op een actiepotentiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly